United States or Martinique ? Vote for the TOP Country of the Week !


Joachim Hopper, de vriend van Viglius, was van oordeel, dat de Nederlanden het best tot onderwerping gebracht zouden worden, indien men aan den Staatsraad, die thans bijna uitsluitend uit Nederlanders was samengesteld, voorloopig de regeering overliet, en Philips II volgde dezen raad.

Vol verbeten woede over de stoutmoedigheid der volksvertegenwoordigers en vol wrok voornamelijk tegen den prins van Oranje, begaf Philips zich naar Vlissingen, om zich naar Spanje in te schepen; de landvoogdes en een groot aantal der voornaamste Nederlanders deden hem uitgeleide. Onder deze bevond zich ook de prins van Oranje, die gekomen was om van den koning eerbiedig afscheid te nemen.

Met deze dreiging eindigde Lionel Philips zijne rede: »Niets is verder van aller wensch dan een omwenteling, die waarschijnlijk op bloedvergieten zou uitloopen, maar hierop dient wel gelet te worden: niet altoos zal deze maatschappij zich onderwerpen aan het wanbestuur, en de Kamer van Mijnen zal haar best doen, om de heilige zaak van het recht en de gerechtigheid te bevorderen."

Het is een wonderlijke schijn, waarin Chastellain, de hofhistoriograaf van Philips den Goede en Karel den Stoute, wiens rijke werk ook hier weer de beste spiegel is van de tijdsgedachte, de maatschappij van zijn dagen ziet.

Zij hielden in verschillende grensplaatsen garnizoen. Philips hield hen onder de wapenen onder voorwendsel, dat ze noodig waren om de grenzen te beschermen.

Zeker is het, dat de mededeelingen, in dien brief vervat, volkomen overeenstemmen met het karakter van Philips II en dat zij alle reeds na korten tijd door de uitkomst bevestigd werden. Doch, al is dat zoo, aan den anderen kant ontbreekt het niet aan duchtige redenen, die ons nopen om de brieven voor ondergeschoven te houden.

Deze rede had natuurlijk een groote beweging veroorzaakt, en de telegraaf had ze onmiddellijk wereldkundig gemaakt. Doch George Farrar, bestuurder eener Mijn en populair onder de mijnwerkers, was nog een schrede verder gegaan dan zijn meester, de heer Philips, en had op een groote vergadering bij Boksburg de vraag gesteld: »Wilt ge mij helpen, als er eenige kastanjes uit het vuur te halen zijn?"

Alleen Oranje doorzag den verraderlijken toeleg; hij wist, welk een lot hem in de Nederlanden wachtte en liet zich dus door Alba's list niet tot terugkeer bewegen. De hertog, die van Philips II in last had, zoo snel en zoo krachtig mogelijk door te tasten, liet de hoop, dat hij den prins zou kunnen misleiden, varen en besloot den sinds lang voorbereiden slag tegen Egmond en Hoorne te slaan.

"Margaretha, weduwe van Graaf Willem VI, herhaalde deze uitgifte in 1434 en 1435, en Philips, Hertog van Bourgondië, stelde, in de maand Junij 1451, orde, »dat die van Leijden in de gepachte vroonwateren niet verkort of beschadigd zouden worden."

Uit dit antwoord blijkt, dat Oranje toen nog altijd schroomde, zich openlijk tegen Philips II te verzetten. Alleen de wederrechtelijke macht van Alba en den bloedraad wees hij af; daarentegen was hij bereid om zich tegen eene wettige aanklacht voor een aan zijnen rang passend gerechtshof te verdedigen.