United States or Kyrgyzstan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het is waar, dat twee Heeren ook Hoogheemraden van Rhijnland zijnde, bij het besluit van den 7den Augustus 1837, tot de commissie zijn geroepen; doch het is tevens waar, dat die commissie niet gemagtigd was met de belanghebbenden de quaestie over het principe te onderzoeken, maar slechts geroepen, om een bepaald eindontwerp dier droogmaking en eene begrooting van kosten op te maken, terwijl het nog opmerking verdient, dat de Heer de Bruijn Kops, een der twee Hoogheemraden, bij het besluit als Burgemeester van Haarlem wordt aangeduid, en de Heer P. A. du Pui alleen met de bijvoeging van Hoogheemraad van Rhijnland voorkomt, en, vreemd genoeg, van het Bestuur, van de Regering van Leijden zelve, niemand bij de commissie was geroepen.

Geen bijzonder belang kan het algemeen belang in den weg staan; zij zijn voorbij, die rampzalige tijden, toen eene enkele stad de nuttigste en in het algemeen belang noodzakelijkste werken konde verhinderen; zij zijn voorbij, en gelukkig voorbij, die tijden, toen de stad Leijden aan hare gedeputeerden ter staatsvergadering van Holland de instructie konde geven en met eede doen beloven, dat zij nooit in de droogmaking der Haarlemmermeer zouden toestemmen.

»Dit is geen sprookje, mijne Heeren! geene onzekere overlevering: de acte van verkoop is voorhanden, en te vinden in de Handvesten der stad Leijden, door Van Mieris, in 1759, uitgegeven, pag. 705. Het zij mij vergund de belangrijkste periodes aan U Ed. Mogenden mede te deelen."

Ik bid U Ed. Mogenden hierop uwe aandacht te willen vestigen: »toen is," zegt Van Mieris, Beschrijving van Leijden, pag. 605, »het vroon tusschen Haarlem en Leyden, in het jaar 1583, geheel aan de stad Leyden verkocht geworden, en die stad is sedert in dat uitgebreide gebied door de Hooge Overheid gehandhaafd."

»Het is, en dit is opmerkingswaardig, als eene rentegevende bezitting van de stad Leijden te beschouwen; een bezit, door die stad titulo oneroso verkregen, hetwelk haar, zonder de grootste onregtvaardigheid, niet eigendunkelijk en zonder voorafgaande voldoende schikkingen, kan of mag ontnomen worden. De Hooge Regering, Ed. Mog.

Dat nu de stad Leijden deze domeinen, zegt de acte, gekocht heeft, zal hierdoor wel bewezen zijn, even zeer als het buiten kijf is, dat de stad zich aan geene verraderije tegen het gemeene Vaderland heeft schuldig gemaakt, en ze hierdoor kan verloren hebben; doch het blijkt ook, dat zij de kooppenningen voldaan heeft, want de quitantie, in dato 14 November 1584, is bij Van Mieris, pag. 707, achter het bedoelde stuk gedrukt."

»Ik vertrouw, dat U Ed. Mogenden, na de mededeeling dezer stukken, mij toch zullen toestemmen, dat hier van iets meer, dan van verouderde vooroordeelen quaestie is, en dat met zegel en brief kan bewezen worden, dat zonder de stad Leijden hierin te kennen, naar regt en billijkheid, niets behoort ondernomen te worden; ten zij wij weder wilden terugkeeren tot die ongelukkige tijden, toen de dienaren van Philips II, op de klagten onzer voorvaders over het schenden hunner regten, geen beter antwoord wisten te geven, dan hun in derzelver verbasterde taal toe te voegen: non curamus vestros privilegios."

Heeren! dezer belangrijke quaestie, moet ik hierbij voegen, dat even min als de bedoelde koop kan betwijfeld worden, even min quaestieus is, wat in de bedoelde regten aan de stad Haarlem, wat aan Leijden toebehoort.

Deze bedenking, door een' geacht spreker in het midden gebragt, is zeker van gewigt, en verdient dus eene bijzondere beantwoording: aan de stad Leijden zoude de eigendom der Haarlemmermeer toebehooren; zij had dien titulo oneroso verkregen, en kon derhalve, zonder hare toestemming, daarvan niet worden ontzet; zij was ondertusschen in hare belangen niet gehoord, evenmin als Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rhijnland.

De beroemde Josephus Julius Scaliger, die hier in 1540 geboren werd, en in 1609 te Leijden, waar hij gedurende 16 jaren Hoogleeraar was, stierf, heeft deze bloedige gebeurtenis omstandig aangeteekend. Den 20 dezer vroeg opstaande, begon ik met de schoone gemeene wandeling of Cours, die digt bij ons verblijf was, te bezigtigen.