United States or Lithuania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het is waar, dat twee Heeren ook Hoogheemraden van Rhijnland zijnde, bij het besluit van den 7den Augustus 1837, tot de commissie zijn geroepen; doch het is tevens waar, dat die commissie niet gemagtigd was met de belanghebbenden de quaestie over het principe te onderzoeken, maar slechts geroepen, om een bepaald eindontwerp dier droogmaking en eene begrooting van kosten op te maken, terwijl het nog opmerking verdient, dat de Heer de Bruijn Kops, een der twee Hoogheemraden, bij het besluit als Burgemeester van Haarlem wordt aangeduid, en de Heer P. A. du Pui alleen met de bijvoeging van Hoogheemraad van Rhijnland voorkomt, en, vreemd genoeg, van het Bestuur, van de Regering van Leijden zelve, niemand bij de commissie was geroepen.

Maar als de stormwind over de gezwollen wateren giert of ijsdammen en kruiende rivieren de banen der stroomen dreigen op te drijven over het lage land en gereed staan, de resultaten van eeuwen arbeids en het bestaan van duizenden bewoners te vernietigen, dan vergaderen de Hoogheemraden in het Gemeenelandshuis op den dijk, dag en nacht de grenzen bewakend en hun leger onder de wapenen houdend, om op het eerste sein van een beslissenden aanval gereed te zijn tot de verdediging van den vaderlandschen grond.

Het mandaat, aan de Heeren leden gegeven, was ook geheel personeel; het collegie van Dijkgraaf en Hoogheemraden werd, volgens mijne berigten, met niets officiëel bekend gemaakt, en het konde dus ook in geenen deele over de zaak zelve officiëel met bedenkingen tusschen beiden komen."

Terwijl in onderscheidene steden dergelijke aanzienlijke huizen later geen bewoners vonden en vielen onder den moker, of van een jammerlijk vandalisme de prooi werden, bleef dit huis daarvoor bewaard, doordien het in het midden der 17e eeuw door het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Delfland werd aangekocht, die er de vierschaar en secretarie van het Hoogheemraadschap vestigden.

»Evenmin als men de voorafgaande belangen der stad Leijden heeft in acht genomen, evenmin heeft men het collegie van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland opgeroepen tot het geven van zijn advies, of verzocht zijne bedenkingen en raadgevingen in het midden te brengen.

Om de middelen voor den bouw te verkrijgen, werden allen, die wegens overtreding of misdrijf gevonnist werden, veroordeeld als boete een hoeveelheid steenen of kalk aan de kerk te zenden. De Hoogheemraden van Schieland werkten eveneens mede tot het doen verrijzen van het godsgebouw, en in 1436 was het eindelijk voltooid.

Ik antwoord daarop: . dat het niet juist is te zeggen, dat die steden en het Hoogheemraadschap niet zouden gehoord, of niet in de gelegenheid gesteld zijn geweest, derzelver belangen te doen gelden; het collegie van Rhijnland is geraadpleegd over het benoemen van twee leden uit deszelfs midden in de commissie om dit werk te onderzoeken en daaromtrent te advijzeren; de Heeren de Bruijn Kops en du Pui zijn daarop gedesigneerd en benoemd, omdat de eerste was Burgemeester van Haarlem, de tweede Secretaris van Leyden, en dus, zoo in die hoedanigheid, als in betrekking van Hoogheemraden, in staat waren, de belangen dier steden en van Rhijnland te doen gelden, gelijk die ook in aanmerking zijn genomen. .

Verzoeker geeft te kennen, dat aan de Staten-Generaal een ontwerp van leening van 30 millioen is aangeboden, om daaruit, onder andere werken van openbaar nut, ook de Haarlemmer Meer droog te maken; dat de landeigenaars onder Rijnland, vertegenwoordigd door hunnen dijkgraaf, hoogheemraden en hoofd-ingelanden, over dit belangrijk onderwerp niet zijn gehoord geworden; dat deze echter een verkregen regt vermeenen te hebben op de Haarlemmer Meer, als boezem voor hunne landen."

Van een plan door de Landmeters D. Klinkenberg en B. Goudriaan, bij eene Memorie aan gecommitteerde Raden van Holland, benevens aan den Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland, den 31 Jan. 1769 ingeleverd .

Van een plan opgemaakt, ten gevolge van een verzoekschrift door Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland, om te worden gemagtigd tot het maken van eene uitwatering te Katwijk en tot het bedijken van de Haarlemmer en Leidsche Meren, aan de Staten van Holland in 1750 ingediend.