Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 14 juli 2025
»»Alsoo de stad Leyden in den jaere 1433 van H. M. Hertoge Philip van Bourgongien, in der tyd Grave van Hollandt, het recht vercreghen heeft tot de visserien van de Meeren, ghelegen aen verscheyden partien tusschen Leyden, Haerlem, ende Amsterdam: ende sulcx van den selven tyd aen, in geduyrighe ende vreedsamighe possessie, ende gebruyk is gheweest, van de volgende wateren ende visscheryen, die men van oudts mit eenen name ghenoemt heeft het vroon als de Zyl, 't Zweylant, de Norremeer, de Hemmeer, de Valckemeer, of 't Vennemeertgen, de Spriet, de Kever, de Zeven, 't Hellegat, de Zassemeer, de Greveling, de Aa, Huykersloot, de Cagermeer, de Astermeer, de Leydtschemeer, de Haarlemmermeer, de Hellemeer, de Verremeer, de Stommeer, 't Griet, de Brasemeer, de Oudeweteringhe, de Gooch, ende de Nieuweweteringhe.""
»Uit oude stukken toont ons de spreker, dat aan Leijden het vroon van vele meertjes in oude tijden door de souvereinen dezer landen is geschonken en dat vervolgens titulo oneroso anderen door die stad zijn verkregen. Maar welk regt is verkregen?
Ik bid U Ed. Mogenden hierop uwe aandacht te willen vestigen: »toen is," zegt Van Mieris, Beschrijving van Leijden, pag. 605, »het vroon tusschen Haarlem en Leyden, in het jaar 1583, geheel aan de stad Leyden verkocht geworden, en die stad is sedert in dat uitgebreide gebied door de Hooge Overheid gehandhaafd."
Al wat uit de voorgelezene oude oorkonden blijkt, is, dat zij indertijd gekocht heeft het vroon, dat is de visscherij in een groot gedeelte van de Meer: wat kan daaruit op zijn hoogst volgen? Dat zij het regt op die visscherij behoudt, zoo lang de Meer water blijft.
»Nu moet men niet zeggen, dat die Leijdenaren zich hieromtrent te veel aanmatigden, en in deze resolutie, als getuigen in derzelver eigene zaak, reprochabel zijn; want ook de regterlijke Autoriteiten van dien ouden tijd erkenden en handhaafden de regten der stad op 't vroon, zoo als weder te zien en te lezen is, door eene uitspraak van commissarissen van den Hove van Holland, van Julij 1656, gegeven tegen den Bailluw van Kennemerland, »welke meende geregtigd te zijn het vischwant en de fuiken in de vroonwateren der stad Leijden, met geweld te mogen weghalen.
Uit eene overeenkomst toch, door de Regenten van beide deze steden op den 6den November 1698 aangegeven, en almede bij van Mieris, pag. 715 en 716 te vinden, blijkt, dat alleen aan de stad Haarlem de visscherij in het Spieringermeer toekomt, terwijl het vroon van al de overige wateren en plassen, het Haarlemmer- of Leijdsche-meer, geheel ten bate en voordeele van Leijden kwam."
J. H. van Hasselt, W. R. Vroon, Te Wechel; aan de collecties van de heeren L'Honoré Naber, Van Hille, Barends en Müller; aan de enkele stukken van groote waarde door de heeren Jonker, Bosman, Van Oosterzee en den Resident der Lampongsche distrikten geschonken, bewijzende dat het belang eener ethnografische collectie niet altijd afhankelijk is van haren omvang.
»»Eerst, d'erffpacht van vyff en 't zeventich Wilhelmus schilden, verscheynende tot twee termynen 't jaer die de voorschreven stede jaerlycks schuldig is, van 't vroon tusschen Leyden ende Haarlem, voor de somme van twee duysent achhondert ponden van XL grooten Vlaemsch 't pondt: Item, &c."
»De akte is van den 31sten December 1583; boven aan leest men: »Door den Prins van Oranje, de Ridderschap, Edelen en Gedeputeerden van Holland, representerende de Staaten van 't Land, aan de stad Leijden verkogt het vroon tusschen Haarlem en Leijden, &c. &c. en zij begint aldus:"
Is het eerste gedeelte van art. 164 der grondwet dan zonder kracht geworden?" »En nu kan men niet over de uitgestrektheid van dit vroon twisten; want van deze blijkt weder uit eene keure van den 28 Februarij 1594: »duidelijk leerende, zoo als Van Mieris zegt, pag. 707, hoeverre zich het vroon der stad Leyden uitstrekt, en uit welke wateren hetzelve bestaat."" »De aanhef dezer keure luidt aldus:"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek