Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 juni 2025
"Inderdaad, heer Ludgard; ik verwachtte uw bericht dezen morgen", antwoordde de proost, zich naar de kerk wendende. "Kom, ik volg u." In de kapelle, ter plaatse zelve waar graaf Karel was gevallen, had men eene diepte gedolven en er een graf gemetst, dat aan de vier zijden drie voet boven den vloer zich verhief.
De dijk achter de Hoogpoort was bijna voltooid, toen de jonge kanunnik Ludgard, die Robrecht een vriend was, hem naderde en op troostenden toon zeide: "Mher Sneloghe, ik heb van den heer proost de reden uwer droefheid vernomen. Gij zijt wel ongelukkig, inderdaad; uw lot boezemt mij een diep medelijden in."
De jonge ridder herinnerde den priester door een gebaar de belofte welke hij hem aangaande zijne zuster en zijne verloofde had gedaan, en Ludgard bevestigde hem door het knikken des hoofds, dat hij de aanvaarde zending met ijver en liefde zou vervullen.
Bewijst hem ten minste de eer die men allen dooden schuldig is." De priesters schenen verwonderd over deze taal. "Ach, mher Sneloghe, wij durven niet", antwoordde de kanunnik Ludgard, die hem een vriend was. "De moordenaars hebben gedreigd de kerk van St-Donaas te verdelgen, indien wij het lichaam van graaf Karel eenige eer bewijzen.
"Eilaas", zuchtte Robrecht, "zoo, door eenen enkelen slag mijne zuster en mijne bruid verliezen! alwat mij dierbaar was op aarde!" "Maar, vriend Sneloghe, wanhopen moogt gij toch niet", murmelde Ludgard. "O, mijn God!" kreet Robrecht, zich de hand aan het voorhoofd slaande, "niets, niets kunnen doen tot hunne verlossing! Dakerlia in de macht van Disdir Vos!
"Welnu, kanunnik, brengt gij mij eenige tijding?" vroeg hij met verdoofde stem, om niet door de over en weder gaande Kerels te worden gehoord. Ludgard knikte bevestigend. "Gij weet waar zij zijn?" "Ja; men heeft hen opgesloten; en men houdt hen gevangen in eene benedenkamer van sher Disdirs Steen, in de Moerstraat." "Hemel! zij zijn dus waarlijk in de macht van Disdir Vos!" kreet Robrecht.
De kanunnik Ludgard was in de kamer getreden en zeide met groote haast: "De schalken wilden mij beletten tot u te naderen, heeren; ik heb uw bevel niet geëerbiedigd ... Mher Sneloghe, kom toch zonder uitstel naar de kerk!
Robrecht sprak eene wijl met den kanunnik Ludgard, schikte dan de gewapende wachten op eenigen afstand rondom de baar en beval hun niemand het lijk te laten naderen, en al degenen die zich oneerbiedig zouden toonen zonder eenig ontzag terug te drijven. Hij zou in de kapelle blijven en op het minste gerucht hun terzijde komen, om hun hulp te bieden, indien het noodig werd.
Diensvolgens was het onmogelijk dat een enkele Kerel ontsnapte, aangezien de wakende ridders met al de Erembalds persoonlijk in betrekking waren geweest, en de Kerels aan hunne lange baarden en blauwe kleeding herkennelijk waren. Robrecht, die op het plein stond en het gaan en komen der priesters in gedachten gadesloeg, zag Ludgard met eene vracht autaarkleederen op de armen uit de kerk komen.
Burchard Knap vertoonde zich glimlachende in de deur. Hem hing een zilveren jachthoorn aan de zijde. "Wat komt kanunnik Ludgard hier van mijne Houtkerels vertellen oom?" vroeg hij den proost, die uit voorzorg zich tusschen Robrecht en Burchard had gesteld.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek