United States or South Sudan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maanden lang bleef Columbus in volkomen onzekerheid, wat hun overkomen was. Dit blijkt uit de volgende aanhaling, al is die dan ook onsamenhangend, uit zijn dagboek: "Tot nog toe heb ik over anderen geweend. Maar nu, o hemel! heb medelijden, en ween over mij, o aarde!

Hij laat de bloemen neerbladeren, staat een poosje versteend met opgeheven arm. Oomken dringt hem zoetekens zijdewaarts en werpt ook bloemen. Dan komt iedereen, en iedereen heft boven het graf een trage hand, en de bloemen rijzen, kelkje na kelkje. Pastoor Doening neemt Ernest onder den arm, klopt gemoedelijk op zijne hand: Ween zoo niet, mijn jongen, zegt hij, uwe moeder is thans gelukkig ....

Liesje's tranen echter hielden op te vloeien; er straalde zulk een wondervolle vrede van het kinderaangezichtje daar voor haar hoe schoon moest het zijn, zoo zacht te slapen, met zulk een gelukkig lachje, zonder de smart des levens te hebben ondervonden! "Ween niet, tante! Hij slaapt zoo rustig! hij ziet er zoo gelukkig uit." Toen keerde zij zich om en ging langzaam heen.

De pijl die door de lucht wordt gezonden, kan niet weigeren voort te vliegen. Deze arm, door het noodlot gewapend, zal het noodlot volbrengen. Vaarwel. Vergeet mij. O, blijf helder! .... Thans, thans ween ik bloed .... ween ik bloed, Simon! Simon had de bevende vingeren van den ouden man gevat en hij bracht ze vluggelings aan zijn lippen. Hij was nu reeds in het portaal.

Robrechts zuster meende tot haar te loopen en hare treurnis door eene onmiddellijke veropenbaring van het gelukkig nieuws te verdrijven; maar zij weerhield zich, naderde tot Dakerlia, nam haar de hand en zeide: "Nu, ween niet meer, vriendinne ..." "Ach, ik kan mijne smart niet bedwingen; ik zal zeker ziek worden, ik gevoel het wel!" riep jonkver Wulf. "Ik kom om u iets te zeggen, Dakerlia ..."

Hij hernam met een stem, die een onuitsprekelijke liefkoozing was: "Ween niet. Zeg, wilt ge uit liefde voor mij niet meer weenen?" "Bemint gij mij?" vroeg zij. Hij nam haar hand: "Cosette, nooit heb ik mijn woord van eer aan iemand gegeven, wijl mijn woord van eer mij heilig is. Ik gevoel, dat mijn vader aan mijn zijde is.

Is deze zwakheid een zondig vergeten van den plicht, de hemel zal mij vergiffenis schenken in aanzien mijner onderwerping aan zijn besluit." Robrecht had deze woorden op zulken lijdzamen, smartelijken toon gesproken, dat Witta de handen voor de oogen had geslagen en luidop snikte. "Ween niet, zuster lief", zeide hij, "er is niets aan te doen.

En een ander: »Ik vind het altijd vervelend te vertellen dat ik ween en van liefde zucht, want dat liedje kent de hele wereld van buiten. Ik wil nieuwe verzen schrijven met lieflike melodieën, maar wat kan ik nu nog bedenken dat niet reeds gezegd is? Wat moet ik dan doen? Ik zal de oude dingen op een nieuwe manier moeten zeggen, zo zal mijn gedicht er uitzien alsof het nieuw was."

«Nog heb ik niet gezondigdzei de prins, «en ik zal het ook niet doenEn hierop boog hij de takken ter zijde: daar sliep zij reeds, schoon, zooals slechts een fee in den tuin van het Paradijs wezen kan. Zij glimlachte in den droom, hij boog zich over haar heen en zag tusschen haar oogleden tranen beven. «Weent ge over mijfluisterde hij. «Ween niet, gij bekoorlijke vrouw!

En Lodewijk XVII?" voegde hij er bij, het oud lid der conventie scherp aanziende. De oude conventieman stak de hand uit en greep den arm des bisschops. "Lodewijk XVII! Welnu. Wien betreurt ge? Het onschuldige kind? Goed; dan ween ik met u. Maar het kind des konings? vergun mij dan deze opmerking.