United States or Iceland ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Bang maken beduidt niets!" zeg ik, "ik zal haar na de bruiloft bij het eerste schepel rogge wel wennen." "Verlaat u daar niet op!" zegt mijn oom. "Kent gij het spreekwoord niet: "Vóór de bruiloft wen je bruid: Na de bruiloft is het uit." "Neen," zeg ik, "dat is mij geheel onbekend!" En ik zette een gezicht daarbij, alsof mijn oom mij verteld had dat zij mij tot Paus gemaakt hadden.

Veilig zijn zij: Want wen het Recht verwint zal 't meelij reegnen, Geen straf, op 't onrecht dat het leed, en dat Te over geboet werd door wie dwalen, 'k Wacht, Dus duldende, 't vergelding-brengende uur, Dat sinds wij spraken zelfs iets nader kwam. Maar luister, de Helhonden razen. Vrees Uitstel! want zie! de hemel donkert onder Uws Vaders frons!

Wier vreugdkreet de heuvelen schokkend doorvaart Wen steden zinken in puin met gesteen! Wier vlerklooze voetstappen treên op de zeên, Die snatert Schipbreuk en Hongersnood vlak Op het spoor van pret op het voedselloos wrak, Komt, komt, komt!

Ons verblijf op het eiland Wen duurde maar kort, en den volgenden morgen zette de Lady Saint Aubyn koers naar het Havannakanaal. Wij passeerden de Zuiderbaai, waar in zoete rust en in de verzekerdheid van een goede woning en goeden kost eenige honderden dwangarbeiders leefden, voor wie de regeering op moederlijke wijze zorgt.

't Gaf hem een viezig gevoel van groote ellende en kribbig bedacht-ie de woorden op 't géle papier, ze zeurig herhalend Säkerhet Tändstickor Tändstickor Tändstickor . Halfwege de straat werd grauwer de lucht, verzwartte de dakenlijn, leken de gevels, de ramen, de puien te valen in kalkigen avondschemer, wen dingen in verschrikkings-mysterie wasbleek en stom zijn.

Zoo was 'k als opgeslorpt, maar 't ging voorbij; En, als de dampen, wen de zon verzinkt, Zich weer in dropplen zaamlen op de pijnen, En sidderend als zij, verdichtte zich Mijn wezen in den diepen nacht; en wijl De stralen der gedachte langzaam weer Verzameld werden, kon 'k zijn stem nog hooren, Wier tonen talmden voor zij henenstierven Gelijk voetstappen van een zwak geluid.

Zijn hand Zwaait een trillenden manestraal, wiens punt De macht heeft om den steven van den wagen Te sturen op zijn wielgelijke wolken; Die, wen zij wentlen over gras en bloemen En waatren, klanken wekken, even zoet Als zilvren dauw zijn zangerige regen.

Te Blitterswijk zingt men: Ik zeug zo gêr no Kêvele goan, Wen er mar gene grune wolf zaat, Joa, joa, do zit er ene, Nie der zit er gene. Over de karakteristieke processievaantjes spreek ik nader in het Vijfde Hoofdstuk: Volkskunst.

"Dat is heel lief!" zei mijn goedhartige tante, halfluid. "Als, na een duistren nacht van stormwind en van regen, Een nacht, wen menigeen, vergeefs ter rust gezegen, Naar 't woelig gieren hoort, daar 't kind doorheen slaapt; als, Na zulk een nacht, het rood des uchtends, dat de kimmen Van liefelijken waas en zachten gloed doet glimmen, En blijde zangen wekt bij 't vooglenkoor des dals;"

Hierom schaterlachte Acglovael want hij schaterlachte veel, ook als het niet van pas kwam, en lachende nog, hoewel het onderwerp des gespreks heel ernstig was, zeide hij: Gij konst toch verstikken wen een drake blies en de luchte om u bedierf? Of het geheele foreest konde in barning geraken! verzekerde boos Didoneel. Alzoo helpe mij Sint Michiel!