Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 25 juni 2025


Toen er geen bekers genoeg meer waren, wijl de menigte der gasten steeds aangroeide, was men genoodzaakt uit horens en helmen te drinken. De jonge moeder woonde deze feesten niet bij. Ze lag rustig op haar legerstede. Toen, in een avonduur, ze had gesluimerd en sloeg zacht de oogen op, zag ze in een manestraal, die door het venster gleed, iets bewegen. Schaduw of schimme?

Er kwam eene stilte, waarbinst het zachte lamplicht roerloos hing als een manestraal. Gij hebt niets te antwoorden. Gij voelt dat ik met beide voeten vast sta in de waarheid. Sörge heeft Francine tot het wonderbaarste aller monsters gemaakt. Geleidelijk en met een duivelsch geduld heeft hij al hare ontwakende vermogens verdraaid of afgewend.

Zijn hand Zwaait een trillenden manestraal, wiens punt De macht heeft om den steven van den wagen Te sturen op zijn wielgelijke wolken; Die, wen zij wentlen over gras en bloemen En waatren, klanken wekken, even zoet Als zilvren dauw zijn zangerige regen.

"Je moest een Franschman zijn om 't zóó te kunnen zeggen!" dacht Liesbeth bekoord en het boek doorbladerend, liet ze de vele Pierrots waarvan het verhaalde, aan haar verbeelding voorbijgaan: Pierrot blanc in wien zij zag een tot wezen geworden manestraal.

Sinds 't gebeurde van dien morgen, zag ze hem nu anders dan vroeger; zag ze voor de eerste maal meer in hem dan een tot wezen geworden manestraal, voor wien in de werkelijkheid alle droom wordt onttooverd; meer dan "un pauvre petit gars qui aimait celle qui ne l'aimait pas", of dan een heilig-onnoozele, die liefdevol, argeloos als een kind tot de menschen gaat, beleedigd wordt in zijn teederst gebaren en zich dan afsluit voor iedereen.

Emanuel slenterde langs daar en hij was waarlijk verschrikt, omdat zij er zoo treurig uitzag. Hij vatte seffens haar handje, dat killig was en daar rustte op haar zwart kleedje gelijk een koude manestraal. Rene, zijt ge ziek? Ze wachtte, eer ze hem antwoord gaf.

Het was een grijsaard in haren pij, een rozenkrans aan den gordel, den bedelzak op den schouder. Een kluizenaar. Hij naderde het hoofdeinde van haar bed, en zei zonder de lippen te ontsluiten: "Verheug u, o moeder! Uw zoon zal een heilige worden!" Bijna schreide ze het uit van schrik, maar de schimme gleed heen langs den manestraal, steeg zachtjes omhoog en verdween in het ijle licht.

Maar Alliene voerde den ridder in een overwulfde kemenade, waar zich in den manestraal, die bleek viel door het ronde raam, een bedde teekende, waarop scheen te slapen een grijsaard. Vader...! riep Alliene. Vader, waak op: ik ben terug bij u want deze hoofsche ridder redde uw kind van de kwade feloenen! Vader! Vader!! Waak op! Toen roerloos de oude bleef liggen, naderde Alliene de sponde.

Toen hingen die lokken mij over de vingers gebogen, Zoo smijdig en slank als de slangen. Als trossen goû-regen, in slingers gebogen, Als stralen der zon, door mijn vingers gevlogen, Of tusschen de twijgen gevangen. Een glimlach schemert op dat lief gelaat, Gelijk een manestraal op ’t afgedreven wolkje, Dat drijft in ’t nachtlijk zilver van den trans: Het is, of ál de lucht melodisch wordt.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek