Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juni 2025


Maar wat hielp tog al dat klagen, Caatje zus was heen gegaan: 'k Wende dies, in weinig dagen, Schoon uit nood, daar langsaam aan. Daarop, door me in 't zweet te loopen, Heb ik zware kou gevat; 'k Moest dat speelen duur bekopen, Ach, wat heb ik pijn gehad: 'k Mogt dan dit, dan dat niet eeten; 'k Sliep ook somtijds niet van pijn; En ik wou geduurig weeten, Of het haast gedaan zou zijn.

Alles is om het hare, en om u. Keetje Zusje! Wat is er een pakje van myn hart! Neen, dat kon ik niet doen, myn geweten wilde niet. Nu is 't weêr licht by my; ik heb alles verbrant. Kom tog vroegjes: och! ik ben zo ontstelt geweest. Nu, Bregtje zal het Gemeste Kalf slagten, omdat ik myne Zuster heb weêr gevonden, die in 's Duivels hol gezeten heeft.

'k Heb van morgen al gezongen, En gesprongen: Zo verlangde ik naar dien tijd. Maar kan ik geen rijmpjes digten, Moet ik zwigten Voor mijn broêr in poëzij. Neem dan, moeder! slegts dit roosjen Van uw Coosjen. 'k Heb u tog zo lief als hij. Welkom lieve kleine zus! Welkom in dit leven! Baker! mag ik niet een kus Aan mijn zusje geven. Wilje slapen? o zij krijt! 't Zal haar wis verveelen.

Mijn lieve kinders, schrikt tog niet, Wanneer gij dode menschen ziet; Zoudt gij voor lijken beven? Kom hier: deez bleke koude man, Die voelen, zien, noch horen kan, Houdt nu niet op te leven. Hij denkt en werkt ja meer dan gij; Maar met geen ligchaam zo als wij. De ziel is weg van de aarde. Die God, dien hij hier heeft gevreesd, Is bij hem in zijn dood geweest; En houdt dit lijk in waarde.

'k Zei in 't eind dat ledig wezen Kan tog nooit voordeelig zijn. 'k Nam een boek; ik ging wat lezen; En ik voelde minder pijn. Ook begon ik wat te schrijven, En wanneer ik prenten zag, Kon ik op mijn kamer blijven, Met vermaak, den heelen dag. Vader zag mij eens beginnen Aan een kleine teekening, Moeder lief kwam daar op binnen, Om te zien hoe 't met mij ging.

Ik heb te Essequebo suiker gezien, die op dit zoort van land geöogst, en allerfraayst was, schoon de Plantagie slecht was uitgedroogd, slecht bearbeid, en slecht bebouwd: niets tog bewyst beter de goede hoedanigheid van den grond, dan wanneer men goede waaren, om zoo te spreken, van zelf ziet geboren worden.

Denk maar eens, hoe de oude vogels Om dat stooren zouden treuren; Zoudt, gij, Mietje lief, niet schreien, Als men u, met Piet en Jetje, Tegen wil en dank vervoerde; Mietje lief, hebt medelijden, Met die oude lieve vogels! Zoek tog nimmer uw genoegen In de droefheid van een ander. Neen, zei Mietje, lieve moeder! Neen dat niet! maar hoorze eens schreeuwen; Ach zij hebben zulken honger!

Laatst nam ik het mee in de Kerk, en las het driemaal heel aandagtig, om dat ik den Dominé niet zien, noch horen kon, zo vol was de Kerk, en dat is tog mooi; en nu sla ik een reisje over, om aan u te kunnen schryven; want wie weet, of deuze Brief in veertien dagen nog vol is.

De Heer Blankaart is naar Frankryk; zo dat gy hem niet ligtelyk zult tegenkomen. Ja, dat is een man, niet waar? Och, ik heb hem zo lief! maar ik ga niet trouwen, daar is geen woord waar aan. Wees jy gerust: al wierd jy tagtig jaar, dan zal je toch by my wonen, als ik getrouwt, of op my zelf ben. Sterf des, als je tog sterven moet, maar gerust voort, 't zal zo zyn.

"Laat haar 't leven tog niet derven, "Ach mijn moeder zou 't besterven, "Vader daalde wis in 't graf. "Lieve God! waar bleef tog Pietje, "Naamt gij met mijn zusje Mietje "Ook mijne ouders van mij af." Mijn zusjen is gezond. God hoorde mijn gebed! En heeft tot onze vreugd mijn zusje lief gered. Wat zal mijn dankbaar hart dien goeden God vergelden? Zo groot een God wil die gedankt zijn van een kind?

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek