Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 oktober 2025
Ik had warentig medelijen met het arme schaap, zoo bedrukt as ze keek,... maar met dat al mot je geen honger lijen, koopman! en ik zou deur al dat praten wel heelendal vergeten van je te bedienen. Nou! ik zeg, je heit ook al een weertje op weg 'ehad! 't Zel de boeren ook rouwen, die 'erlui hooi nog niet binnen 'ehaald hebben.
De Jonkvrouw Rowena moet twee jaren lang rouwen, als over een verloofden echtgenoot; al onze Saksische voorouders zouden ons verloochenen, zoo wij aan eene nieuwe verbintenis dachten, eer het graf van den man, dien zij huwen moest, en die hare hand door zijne geboorte en afkomst waardig was, nog gesloten is.
En verheugd den strijdaxt zwaaiend, Onder 't juichen van een krijgskreet, Trof hij plotsling Mishe-Mokwa, Trof hij hem op 't ruige voorhoofd, Juist in 't midden, tusschen de oogen. Door den rouwen slag verbitterd, Rees de groote beer der bergen; Maar zijn logge knieën beefden, En hij jammerde als een meisjen, Als hij stromplend voorwaarts wankte, Als hij op zijn schenkels hurkte.
Ik zoek geen twist; maar het zou u rouwen, zoo ge mij eenig leed deedt." "Wat zou me rouwen, jou beroerde zandhaas?" snaauwde Andries, terwijl hij hoe langer hoe driftiger werd, mij toe: "ik zel je leeren, ordentelijk vlag te strijken. Op! zeg ik jou: nou je zoo spreekt zel ik eens zien, of ik geen frikkedellen van je voorgebergte kan snijen."
Ja, kijk maar! riep Colosseros, uit de hoogte en verte Fabulla's blik ontmoetend. "Hadt je me maar"; hè?! Zeg tot zijn makkers ; te rouwen om Nigrina schijnt ze niet.... Kijk, ze lacht! Fabulla, in der daad, lachte. Zij schaterlachte zelfs even, luid, in gescherts met Domitilla naast zich. De hooge zwarte en blonde haardiademen negen boven het gelach naar elkaâr toe.
Her Lanseloet, hets dicke gheseit: "Bi lichte gheloven es die menege bedroghen," Dats seker waer ende niet gheloghen, Want hets menichweerf ghesien Dat vrouwen oneerlijcheit ghescien, Omdat si mans te verre betrouwen, Dat hem namaels sere doet rouwen Als die saken waren ghesciet.
"Troost, troost u", roept de Liefde in haar genade, "Om Gods wil, staak dit weenen" Meelij spreekt. "Schenkt aan zoo zoete beden nu vertrouwen, "Leg af dan eindelijk dier droefheid wade", 't Is Rede zelf die aldus tot u spreekt. Ten doode leidt u zulk wanhopig rouwen; En hoe zoudt ge ooit haar schoon gelaat aanschouwen Zoo Dood u trof in zinnelooze smart!
Daarom voegde ik hem bij het heengaan toe: "Het zal u rouwen, als gij niet bij Alexander komt". "Neen", zeide hij grinnikend, "het zal Alexander rouwen, als hij niet bij Diogenes komt; de deugd moet gezocht, niet opgedrongen worden". En hierop draaide hij zich om en knorde onverstaanbaar, als een zwijn, in zijn ton. Doch ik moet maken, dat ik weg kom; de wijsgeeren komen daar aan".
Die zijn treurig!! grappigde het volk. Omdat ze niet worden geopend! Die blijven rouwen.... om Attis! .... Attis! Attis! galmde door de menigte een troep bedelpriesters om een ezel.... Willen jullie de godin niet kussen? Willen jullie geen naveltjes koopen! Twee as! Drie as!!
O Sanderijn, wel scone vrouwe, En mach hi u dan ghewinnen niet, So moet hi ewelijc int verdriet Bliven ende in pinen staen. Dat ghi desen huwelijc hebt ghedaen, Dat mach u rouwen emmermere, Want Lanseloet, die edel here Hadde u sekerlijc ghetrout.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek