Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 juni 2025
Zoo zal eeuwig blijven de gedachte aan onze liefde en na onzen dood althans zullen er twee zusteren zijn, die elkander niet verlaten." Een schoone historie van de Vier Heemskinderen Het Pinksterfeest werd gevierd, en vele dappere ridderen waren bij Keizer Karel te gast.
Ik herken hem, ook al kloofde ik hem! Didoneel! O, jonkvrouwe, van Tafel-Ronde was Didoneel ook mijn gezelle, als mij Mordret was! Barmhartige God van Hemelrijk, ik versloeg heden twee mijner gezellen en ridderen van mijnen Koning Artur van den Lande van Logres en zij waren feloenen en meineedig aan eede van ridderschap!
Allen prezen hem, en de vrouwen vroegen: "Wie is die jonkheer? Zulk een zou men gaarne minnen." Koning Arthur zelf riep uit: "Voor heden geef ik den witten ridder den prijs. Het is nacht. Morgen zal men voortgaan." Koning Arthur, zijn vrouwen, zijn ridderen trokken weg, ieder naar paleis of huis. Alleen Ferguut bleef eenzaam achter. Nadat men in de hofzaal had gegeten, zag de koning de tafel rond.
"Heer ik moet Galiëne volgen," zoo sprak Ferguut tot den koning, nadat het feest voorbij was, "ik ben echter één uwer ridderen, wanneer gij me roept." "Vaartwel," sprak Arthur, de vorst, droeve, "allen moeten wij van elkander gaan. Onze Heere God moge u begeleiden." Zij reden heen. Gawein en Gosengoot, Perchevael en Lanceloot brachten hen tot den Rikenstene.
Oriant nam van, zijn reine vrouw Beatrijs afscheid. Zij weenden beiden, en hun tranen vloeiden ineen. Hij kuste haar 't voorhoofd en den mond, en hij streelde hare armen, zonder woorden te zeggen. Hij besteeg zijn paard, en toen vertrok de vorst, de voorste der ridderen, gelijk 't behoort. Zoodra hij was heengegaan, bedacht Matabrune, hoe zij zich op Beatrijs kon wreken.
Geen Zwevende Scaec werd dien dag gevonden in den burcht van Assentijn, noch in de vergieren, noch in de foreesten, waar de jagers een jacht er op maakten en toen daarna de Koning Assentijn Gawein, uit hoofschheid, zijn gast en schoonzoon, noodde niet dadelijk te vertrekken, maar uit te rusten van geleden vermoeienis, nam Gawein dankbaar aan en scheen het Zwevende Scaec te vergeten, zoo als hij, durende een maand, gedaan had bij Morgueine, in de Vallei der Ontrouwe Ridderen.
Wel anders dan destijds, Gwinebant, zei Lancelot; toen bij iederen tred Aventure zich voor deed. Draken, zekerlijk, ontmoetten wij nimmer, maar zoo als ik u, Lancelot, met Gawein eenmaal verlost heb uit den Dale van den dollen Dans, zoo ga ik toch heden Gawein verlossen met u, Lancelot, uit de Valleie der Ontrouwe Ridderen.
Zij reden tot waar de ridder stond, en Arthur groette hem als een vriend, terwijl hij hem den beker deed reiken. De ridderen aten en dronken, het was nacht, doch de maan scheen klaar en schoon. Zij rustten dezen nacht op die plaats, en vroeg maakte men zich den volgenden dag weder op. Een edelknaap legde het witte, doode hert over een paard.
Daar is niet tegen te strijden, tegen tien ridderen van Tafel-Ronde!
Daar ginds, waar de weg in woud zich verloor, zag hij twee ridderen te paard, een rooden en een zwarten. En tusschen hen beiden voerden de ridders eene jonkvrouw, te paard ook.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek