United States or Jordan ? Vote for the TOP Country of the Week !


De dienaar antwoordde: "Vrouwe, hij is niet uit deze landen, doch vromer ridder zag ik nooit. Den helm hield hij op 't hoofd, vele ridders, vele dienaren doodde hij. Allen vloden voor hem. Wáár hij kwam, het was ten onzen gunste." "Mij verwondert het " peinsde Galiëne, "uit welk land de ridder is " Ze hief haar schoon gelaat op. "En waarom kwam hij niet tot mij? Waarom ... het was nacht al."

Niet vluchtte hij, hoewel hij dit had kunnen doen. Hij streed met den slang, tot hij hem overwonnen had. Nog was er de man der reuzin, die hem tegenhouden wilde, Lokefeer was zijn naam, vervaarlijk van gestalte. Maar Ferguut was niet angstig, hij vocht met Lokefeer, steeds denkend aan Galiëne. Zijn arm was krachtig, zijn voeten vlug.

Twee jaar hadden zij op haar bevrijding gewacht, die zoo plots was gekomen. Hoe ze Ferguut begroetten, en hoe ze blijde waren! Zij aten en dronken tezamen, de vrouwen waren welgemoed, Ferguut somber, want in den strijd met den reus had hij zijn paard verloren. Was dan alles vergeefsch geweest, zoo bedacht hij! Nooit zou hij bij Galiëne kunnen komen, als hij geen paard had.

Wel heeft hij zich gewroken." De koning glimlachte vriendelijk. "Ridder! gij zijt een moedig held. Er was vrouw noch maagd, die u niet geroemd heeft." Hij bewees Ferguut groote eer: de banieren werden opgerold, het tournooi was gedaan. De koning hield hof, en de ridder met het witte schild zat naast hem. De koning deed Galiëne tot zich komen, en vele andere schoone vrouwen.

Galiëne antwoordde, en ze wist haar stem te bedwingen, in wier diepste diepte geen trilling was: "Het is nog geen avond, nog kan mijn ridder komen, en mijn eer bewaren." Ze keerde in haar kamer terug, en weende zeer, hulpeloos en eenzaam. Daarna deed ze haar lieden bij zich komen, en vroeg hun raad: "Heeren! ik heb geen kampioen, zeg mij, wat is er, dat mijn lot kan keeren?"

Lunette God geve hem, wat hij verlangt. Ik min hem, die mij veracht. Lunette! Verwonderd zag Lunette haar aan: "Een ridder niet ver van hier in een woud deed mij u zeggen, dat uw liefste u beschermen zoude. Ge zoudt niet bevreesd zijn." Galiëne schudde haar hoofd.

Galiëne en Rogier en het gansche boek hadden op dat oogenblik hun aantrekkelijkheid verloren, en te midden van mijn angst had ik een gevoel als iemand, die zelf een schoonen droom en een ideaal heeft vernietigd, en alsof ik het dichterlijk en tooverachtig waas, dat over die figuren uit het verre verleden ligt, gescheurd en vaneengereten had.

"Lunette Lunette " klaagde Galiëne, "ik zal u geen kwaad doen. Weet ik niet, dat gij om mij lijdt? Ware ik dood, o! te moeten leven in zulk een pijn, te leven, Lunette! Er is geen graaf en geen koning, dien ik kan minnen. Hem, dien ik liefheb, kan ik niet van me verdrijven. Is hij dood? Ik moet aan hem denken. Leeft hij, leeft hij?! Hij zou niet naar me vragen, en toch heb ik hem lief.

Ferguut vroeg den ridder, dat hij eerst zich van zijn wonden zou doen genezen, vóór hij vertrok, en hij besteeg zijn paard. Hij reed dien dag door een woest land, zonder avonturen te vinden. Daarna wendde hij zich terug naar zijn vroegeren gastheer, den oom van Galiëne, en in schemerenden avond naderde hij het kasteel. Onder de poort stond de oude ridder, een valk in zijn hand.

Ook Galiëne kon geen rust vinden. Ze riep één harer dienaars tot zich, die zeer veel ridders kende, en vroeg hem: "Wie was de ruiter met het witte schild, die den koning van zijn paard stiet, en alleen meer deed dan alle anderen tezamen? God bescherme hem! Goede hulp heeft hij ons bewezen, want ik ware gevangen en mijn stad genomen, zoo hij ons niet had beschermd. Zeg mij, hoe hij heet."