United States or Israel ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ren door, sterke Gringolet, als gij uw meester intijds wilt brengen! Helaas! een diepe en breede stroom scheidt hen nog. Onze spanning vermeerdert. Gringolet snuift en besnuffelt den oever, en eene goede plek gevonden hebbende, springt het kloeke ros in het water en zwemt het over. Nu is Galiëne gered? Onze spanning is ten top. Rogier! Rogier! hoe kunt gij nog dralen voort, voort!

Doch Ferguut bleef in den zadel, en glimlachte om de booze woorden, die zijn vijanden riepen. Zag niet Galiëne naar hem? Wat deerde hem pijn? Hij mocht haar beschutten. Op Macedone keerde hij zijn volle kracht, en met zijn lans stiet hij hem van zijn paard. Dood bleef de ridder liggen. De koning greep naar zijn zwaard, toen hij Macedone zag vallen.

Laat mij gaan tot koning Arthur, die zoovele vrome ridderen in zijn dienst heeft, Gawein, IJwein, Perchevael, Sagremort, Lanceloot, Bohort, Agravein en Gariec, Mereagis en Erec, Keye, Leyvale, Laquis van Portegale en Walewein. Ik zal koning Arthur en Genovere smeeken, dat zij een hunner vraagt, om u te helpen." "Ga, Lunette" glimlachte Galiëne droeve, het meisje omarmend.

Wees haar onderdanig, en vaar henen ten koning Arthur. Zeg hem, dat u een ridder met een wit schild overwon, die eens door Keye werd bespot. Groet alle heeren, die ge ziet, maar vermijd het Keye te groeten. Zeg hem, dat ik hem niet vergeten ben." Toen zag hij naar de muren der stad, en 't was hem, of Galiëne hem riep: "Kom tot mij, Ferguut, gij die mij gered hebt."

In de zaal waren vele ridders en vrouwen verzameld, die weenden om Galiëne. Ferguut zag den goeden, grijzen man aan, die daar stond met zooveel angst en smart op zijn gelaat, en hij riep uit: "Zeg mij, waarom gij zoozeer lijdt " "Al mijn vreugde ," zeide de oude ridder met doffe, uitgeleefde stem, "die ik vroeger had, is heen, want Galiëne is gevlucht.

Alomme was het nacht, doch in het duister was een nevelende sluier van maanlicht. Ferguut zoekt Galiëne Niet lang had hij gereden, of hij zag een tent, opgeslagen in een Bosch. Voor den ingang stond een dwerg, niet grooter dan vier voet, hij hield, er de wacht. Zijn neusgaten waren wijd en plat, de lippen zwart, de tanden wit, de mond was gespleten tot aan de ooren.

Daarom vreesde Ferguut, dat hem de koning zou ontsnappen, en hij greep Galarant om 't middel, met hem worstelende. De koning viel, en Ferguut hield 't zwaard gereed. Galarant smeekte om genade. Vorstelijk zeide de witte ridder: "Heer koning! wil dan gaan ter koningin van den Rikenstene." Hij aarzelde met het uitspreken van den naam. "Galiëne is haar naam, zoo geloof ik.

Reeds menigeen van haar dienaren is gedood." Ferguut was nog op niets bedacht. "Het strekt den koning tot oneer," zeide hij bedachtzaam, "dat hij geweld pleegt. Hoe is de naam der koningin?" "Zij is vrouwe van Rikenstene. Galiëne is haar naam." Zonder nog iets te vragen, stond Ferguut op, en hij haalde zijn paard. Al zijn wapenen nam hij mede. Als 't zonlicht straalde het witte schild.

Deze verhalen, oorspronkelijk onafhankelijk van elkander, werden door Velthem door zijn Lancelot-roman heengevlochten, de onderlinge samenhang is echter zeer gebrekkig. Bijzondere vermelding onder deze toegevoegde romans verdient het verhaal van Ferguut, den eenvoudigen boerenzoon, die door zijne liefde voor de schoone Galiene zich ontwikkelt tot een volmaakt ridder.

In een armelijke wapenrusting trekt hij naar ARTUR'S hof evenals AIOL naar het hof te Parijs. ARTUR geeft hem den ridderslag. Hij trekt uit op avontuur, ziet de schoone GALIENE en wordt onder den invloed van de liefde tot haar langzamerhand een volmaakt ridder.