United States or Moldova ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hoe was mijne aandacht gespannen, als die verschrikkelijke zwarte ridder de lieve Galiëne heeft weggeroofd en met haar voortvlucht. Maar wacht! daar ontwaart de roover in de verte een helder punt, dat flikkert in de zon als eene ster van goud; zijn geoefend oog bedriegt hem niet. Weldra ziet hij ook den grond stuiven. Vlieg, vlieg, dappere Rogier! als gij uwe Galiëne wilt redden!

Nauwelijks hoorde Galiëne 't geluid van wapenen, of zij riep haar lieden tezamen, en liet ze post vatten voor de poort. Zij smeekte: "Behoud heden dezen dag mijn eer, want ik vrees den koning." Op ten gevecht trokken ook zij, met strijdbijl, met piek, met lans. Zoo traden zij elkander tegemoet.

"Wijs mij 't paard " riep Ferguut blijde uit, "ik wil het gaarne zien." Hij kwam in den stal, en bedwong het woeste dier. Zoodra hij reed, werd de lust tot avontuur machtig in hem. Hij had nu alles, 't witte schild, en Pennevare, het moedig ros, en eensklaps scheen 't hem, of Galiëne hem was ontweken, nu hij haar nader was gekomen.

"Heer ik moet Galiëne volgen," zoo sprak Ferguut tot den koning, nadat het feest voorbij was, "ik ben echter één uwer ridderen, wanneer gij me roept." "Vaartwel," sprak Arthur, de vorst, droeve, "allen moeten wij van elkander gaan. Onze Heere God moge u begeleiden." Zij reden heen. Gawein en Gosengoot, Perchevael en Lanceloot brachten hen tot den Rikenstene.

De volgende dagen klonk al weder rumoer van den strijd, en weder was het Ferguut, die de stad verloste. Hij vroeg ook ditmaal geen dank. Stil reed hij naar 't kasteel in het woud, zijn ziel angstig en verlangend tevens, om Galiëne weer te zien. Den volgenden dag hield koning Galarant, die de stad belegerde, krijgsraad, want hij had menigen ridder verloren, menigen dienaar.

De vrouwen minnen hem. Vaar wel, ridder." In de kapel stond thans de dwerg, hij sloot de deur, en grendelde ze. Luid smeekte Ferguut: "Lieve dwerg, hoor mij, zeg mij, waar ik het schild kan vinden. Doe de deur open en laat mij bij u komen. Ik heb Galiëne lief dwerg "

Gawein beval hem aan in de hoede der Moeder Gods, en Ferguut reed heen, terwijl allen, behalve Keye, in rouwe achterbleven, maar krachtig en vroolijk was Ferguut, want op alle wegen was zonnelicht. Ferguut en Galiëne

Hij zag hare gedaante, en met moeite luisterde hij naar zijn schuchterheid. Was hij niet zoon van den boer Somilet, de arme, arme Ferguut? Wat had hij haar te geven in ruil voor haar schoonheid? Spoorslags reed hij heen, zonder nog naar den Rikenstene te zien. Galiëne liet hij eenzaam achter; in haar hart was zijn naam gevangen.

Den ganschen dag had Ferguut gereden, toen hij eindelijk kwam aan een groot kasteel; op de brug zag hij een ridder, die een valk in de hand hield, en naast hem stond diens nicht, de schoone Galiëne, schoonere jonkvrouw kende men niet in het land van Alney.

Vertel mij, hoe de wedkamp was." Thans ook leed Ferguut, hij wist niet waarom. Een nevel was er voor zijn oogen, en hij had het gevoel, dat zijn strijd vergeefsch was geweest. Zijn strijd? Zijn strijd was achter hem, en wat vóór hem lag, was zijn liefde. Hij wilde niet meer hooren van zijn strijd en vol angst vroeg hij: "Heer zeg mij waar is Galiëne?"