Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 17 mei 2025
Ze schrokken plotsling op.... 't Was bijna heelemaal donker; dof sloeg, ergens ver, een torenklok zes uur.
En verheugd den strijdaxt zwaaiend, Onder 't juichen van een krijgskreet, Trof hij plotsling Mishe-Mokwa, Trof hij hem op 't ruige voorhoofd, Juist in 't midden, tusschen de oogen. Door den rouwen slag verbitterd, Rees de groote beer der bergen; Maar zijn logge knieën beefden, En hij jammerde als een meisjen, Als hij stromplend voorwaarts wankte, Als hij op zijn schenkels hurkte.
'k Geloof, de zee was daar ook niet heel ver. Zoo scheen althans de lucht, alsof 't kristal der zee in schittering gestegen was. En de menschen, de donkre kameraden hinge' achterover in de kamerscheemring. En in die volle donkre rust, daar klonken buiten op houten gang de voetstappen plotsling. De deur ging open.
Hy rukt hem woedende uit; wanneer een tweede schot Door de eigen hand bestierd, hem plotsling neêr doet zijgen In 't lillend hart geraakt. Men hoort zijn adem hijgen En 't borr'len van zijn bloed dat uit zijn wonden welt. Doch 's Konings keurtroep wordt van rondom fel bekneld; De boog wordt werkeloos, en oog noch handgreep baten. Geen jagers eischt dees nood; geoefende soldaten.
Als in verwarring ging hij zitten op een houten bankje dat daar stond, naast Paul, schoof heen-en-weer, zei toen met grove stem van tranen-in-de-keel: "Ik ben, verdomd-nog-toe, nou altijd even lam onhandig, hè? Kom!...Zeg!... Holman!... Arme kerel!..." Plotsling dan, z'n zware hoofd voorover in z'n handen, snikte Paul, traanloos, met heftig schokken.... O God, o God! daar was het weer!
AARON. Treedt, heeren, voort, den besten voet vooruit! Terstond wijs ik den vuilen kuil u aan, Waar ik den panter zag in diepen slaap. QUINTUS. Mijn oog wordt plotsling dof; wat duidt dit aan? MARCIUS. Voorwaar, ook 't mijne. Zoo ik mij niet schaamde, 'k Verliet de jacht en zou een slaapje doen. QUINTUS. Wat! vielt gij daar? Wat valsche kuil is dit, Zoo overgroeid met wilde dorenstruiken?
Toen hoorde ze Louis zeggen, op z'n ironisch-lachenden meerderheidstoon, dat het Paul verveeld had in Rotterdam, dat hij terug had verlangd naar de Brabantsche boeren, en kikkers.... Ze schrok op, alsof ze iets vergeten had, boven, en liep naar haar kamer, om een paar minuten in stilte te zijn, te trachten zich rekenschap te geven van wat dat plotsling vertrek voor haar was..., en ook ... omdat ze in-eens bang was geworden, dat ze uit zou barsten ... in snikken...?
Wij zullen intusschen onzen waarden lezer, die waarschijnlijk omtrent het lot van het lieve meisje eenigszins bekommerd wezen zal, de opheldering geven van haar plotsling verdwijnen. Madzy had zich, gelijk wij gezien hebben, dadelijk na het vertrek der waardin ter ruste begeven en was, niettegenstaande het rumoer in het onderhuis, spoedig ingesluimerd.
Al vlecht u de waereld heur krans om de kruin, Heur gunst duurt zóolang als de gunst der Fortuin: Het klokjen gelijk, dat in 't zonnelicht bloeit, Maar plotsling verwelkt, als de dag is vergloeid! Doch Gij bleeft in kommer en krankte mij bij: Was ik ook veranderd, dezelfde bleeft gij!
Eerst dacht ze: daar heb je Louis..., Louis met wien ik ga trouwen.... Daar was ook wel iets vreemds, ver-afs in..., maar dat was nu toch maar verbeelding, zo wist immers wel dat ze met hem ging trouwen, en hij was eerst nog meê in 't licht van dien dag, het mooie warm-rossige licht.... Maar toen kwam Louis zoo heel dicht bij haar, en hield haar hand zoo lang in da zijne, die warm was, en hij keek haar zoo aan, en praatte ook dadelijk veel over allerlei dringende dingen, waar zij niet aan gedacht had, den heelen dag niet.... Jammer, jammer, hoe kwam dat nu?... 't Was niets voor haar!... Zoodat ze een beetje vervelend-wakker werd, een nare ontstemming en vage verwarring gevoelde.... De muren kwamen ook in-eens dichterbij, alles werd gewoon, de stemmen in de kamer scherpten op, ratelden hard en zenuwachtig.... Och! wat was er nu weer, konden ze weer geen vrede houden?... Ze wist ook plotsling niet meer hoe 't alles daarnet nog geweest was, wèl doodgewoon dat ze gisteren boodschappen had gedaan met Paul, inkoopen voor hun huis, en dat ze daar nog verslag van doen moest aan Louis.... Ze vond dat erg moeilijk, 't verontrustte haar, ze trachtte er zich af te maken, praatte er vlug-druk over heen, ze had ook in-eens een gevoel alsof ze zich iets te verwijten had tegenover Louis.... Toch was er niets, niets.... Dat ontstemde haar tegen hem.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek