Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 25 juli 2025


»Och kom, wees wijzerzei Bob. »Dat bordje doelt alleen op stroopers, die hier wel eens komen. Wij gaan er geen kwaad doenPieter keek zijn neef Bob met een wantrouwigen blik aan. Blijkbaar was hij daarvan niet erg zeker.

Hij gaf met Pieter Pietersz. van deze bekwaamheid in den jare 1605, in de nabijheid van 's Gravenhage, eene proeve in tegenwoordigheid van Prins Maurits, diens broeders Frederik Hendrik, van de Graven Willem en Ernst van Nassau, van vele Edelen en andere personen. Welke proefneming hij in het volgende jaar buiten Amsterdam herhaalde, in tegenwoordigheid van vele menschen.

En heb je den Prins gezien? Heb je hem gesproken? Geloofde hij aan mijn onschuld, of hield hij mij voor schuldig?" "Ik zou je reeds vroeger bezocht hebben," antwoordde Martha, "maar toen ik van morgen aan je gevangenis kwam, weigerden zij mij den toegang. Nu echter ben ik door een dienaar van den Schout geroepen, om bij je te komen. Wat wil je van mij?" "Ik?" hernam Pieter. "Ik weet er niets van.

Daarna gaven wij ook neef eene hand, die door Bob aan ons werd voorgesteld als Piet van Koorde. »Met uw verlof, lieve neefklonk het afgemeten uit den mond der tante, »mijn zoon heet Pieter, en geen Piet. Ik verzoek u wel, zijn naam voluit te noemen. Ik houd niet van dergelijke afkortingen.» »Juist, tante, dat meende ik ook te zeggen: Pieter van Koorde. Neem me niet kwalijk, als 't u belieft

»Had ik maar pijl en boog bij mezei Karel. »Dan zou ik het toch eens probeeren. Een geweer maakt te veel leven. Het zou onze tegenwoordigheid verraden; maar met pijlen konden we het wagen.» »Zouden we geen boog kunnen makenvroeg Bob. »Niet doen, Bob, niet doenzei Pieter. »Laten we nu verder gaan. 't Wordt hoog tijd.» »Nog eventjeszei Bob. »We zitten hier nog zoo prettig

Maar toen is die baas verleden jaar ook al gestorven, en toen is Pieter naar Rotterdam gegaan, daar hij een anderen baas kon krijgen, en toen moest ik te Nijmegen blijven, want daar had ik mijn vaste huizen, om aan de wasch te helpen en te strijken en te plooijen.

Toen zij op het kamertje gekomen was, waar hij met zijne broeders sliep, legde zij vriendelijk de hand op zijn schouder. "Wel, Pieter, wel, Pieter!" zeide zij, "zou jij ons zoo willen verlaten?" "Of ik wil, Martha," antwoordde hij, terwijl er een paar groote tranen langs zijne wangen rolden. "Ja." "En mij ook?" vraagde Martha. "Welnu, ga dan maar mee naar zee." "Ik op zee?"

O, als je mij van avond slechts wat eten wilt geven en mij van nacht bij je wilt laten slapen, dan ga ik morgen naar vader terug, en ik zal er je altijd dankbaar voor zijn, dat je mij van den rand des afgronds hebt teruggebracht. Ik zal mijn leven beteren, en trachten een braaf mensch te worden." Pieter dacht een oogenblik na. Hij had er niet veel zin in, zijn bed met den knaap te deelen.

Goed, zei ik, en wy bleven by 't vuur zitten, en zy praatte zonder ophouden; zo dat de tyd viel my nog korter, dan ik gevreest had. Om drie uuren ging zy Pieter wekken, die, toen hy my zag, vreemt opkeek. "Kind, zei de goede Vrouw, deeze Juffrouw is verdwaalt geraakt: en ik nam haar in huis, toen gy al te bed waart.

Pieter droeg hem als een kind in het aangrenzende vertrek, waar Lotje hem zóólang neus en lippen met bier-azijn bestreek, tot hij weer bijkwam. »Mijn kinderen? mijn geld?" was het eerste wat hij stamelde. »Stel u gerust oom: Andries en Lotje zijn ongedeerd en uw geld ook." »O, gelukkig! Gelukkig! Zie neef, wat ik bezit is och zoo weinig.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek