United States or Kyrgyzstan ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Ik ben ook geen afstammeling van den grooten Zwijger," antwoordde deze. "Het ligt in uw geslacht, Uwe Hoogheid! om over zijn drift te heerschen. Ik admireer u, imiteeren kan ik u niet." "Mij imiteeren?" zeide de Prins met een treurigen glimlach. "Doch daar is de knaap. Kom nader, Pieter!" Pieter kwam bedeesd nader.

Zij bracht haren wijsvinger vooruit en antwoordde met gramschap: "Pieter, ik verbied u deze vrouw te laten binnenkomen; zeg haar, dat ik niet te huis ben. Ga!" Maar nauwelijks was de knecht sedert eenige oogenblikken vertrokken, of men hoorde in de voorkamer eenige klagende gillen, een gerucht als van eene worsteling. De deur der zaal vloog open.

Pieter stak opnieuw zijn voet in het water, en toen eenmaal zijn eene been tot aan de knie verdwenen was, volgde schoorvoetend zijn andere. »Brrrzei hij. »Wat is het koudHij beefde inderdaad over zijn geheele lichaam. Karel en Bob besloten aan zijn weifelen een kort einde te maken. Snel liepen zij op hem toe en grepen hem, vóór hij de vlucht had kunnen nemen, ieder bij een arm.

"Je hebt zeer verkeerd gedaan, Jan," hervatte Pieter, "met van je vader weg te loopen. Maar ik wil geen zedepreek houden; wat gedaan is, is gedaan. Intusschen kan het hersteld worden. Je moet weer naar je vader terug en hem om vergiffenis vragen." "Maar hij zal mij niet weer in huis willen nemen." "Hij zal wel. Maar dan moet je evenals de verloren zoon uit de gelijkenis, met berouw bij hem komen."

Hij heeft tijdens het bezoek, dat stuurman Dirksz ten huize van den Vice-admiraal bracht, reeds zooveel van onzen Pieter gehoord, dat hij al verlangend was, om hem te zien.

"Nou maar, als er een schip met dikke luî vaart dan gaat onze goede vriend Pieter Florisz. ook meê, hoor!" "Vindt ge 't, De Ruyter?" zeî Florisz. tot den man wien hij die opmerking lachende hoorde maken. "Ik wil je anders wel zeggen, dat een mensch niet zoo heel veel dagen, als gisteren, noodig heeft om zoo mager te worden als een talhout! Jongens, jongens, wat ging dat er van langs!

Zij sloeg hare beide handen aan het hoofd en riep: "O, God, mijne kinderen! Pieter, gauw, breng mijne kinderen bij mij! Doe de meid en de kamerdienaars hier komen!" "Mevrouw," antwoordde de knecht nog met meer treurigheid, "uwe kinderen zijn in den hof en schijnen gezond; ik zal ze gaan halen.

Wat behoeft gij het gerecht er in te roepen?" De pruikenmaker besloot dus nog een paar uren te wachten. Was Pieter na dien tijd niet terecht, dan zou hij zich niet laten weerhouden. Dan moest de knaap maar een dag of wat op water en brood zitten; dat zou hem leeren op een anderen tijd beter op te passen. Keeren wij tot onzen gevangene terug.

Ik stel mij voor dat zijn gesprek met een "Je gaat zoo uit varen?" begonnen, en dat daarop heel gauw gevolgd is: "Jongens, je hadt mij en me zuster ook wel eens mee kunnen vragen"; waarop Pieter, zonder aan eenige mogelijke verontschuldiging te denken, ongetwijfeld onmiddellijk had gezegd: "dat 's goed!" "Hoe laat ga jelui?" "Half vier." "Dat is wel wat vroeg; maar 'k zal er wezen.

Je weet ook niet, welk een hard leven het is, vooral voor jou, die zoo pas uit je vaders huis komt. Jongen, ik heb er ondervinding van; ik weet best, waar hem de schoen wringt." "Ik zal het mijn vader vragen," hernam Pieter. "En gij zult toch wel mijn advokaat willen zijn, oom?" "Ik je advokaat? Die noten wil smaken, die moet ze kraken.