United States or United Arab Emirates ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hier staan wij in een duisternis, die bij voortgezet onderzoek misschien zal verdunnen tot den nevel, waarin wij een dichter als JAN VAN HULST zien, een zanger als die EGIDIUS, wiens dood ons gemeld wordt in dat roerend klaaglied dat aanvangt: Egidius, waer bestu bleven? Mi lanct na di, gheselle mijn! Dat was gheselscap goed ende fijn, Het sceen, 't een moeste ghestorven sijn . b.

Die man bezat een groote dosis onbeschaamdheid. De aanwezigen, die allen wisten hoe ik hem dien dag reeds had behandeld, haastten zich natuurlijk niet om zijn bevel ten uitvoer te brengen. Nu gebeurde er echter iets, waarop hij zeer zeker niet had gerekend. De kleine Halef trad namelijk op hem toe en vroeg: Ne mi iz sewgülüm Wat zijn wij, lieveling? Harakadschilarfiz!

Maer heden merghen, doent was dach, Gaf hi enen swaren sucht: Sanderijn, ik hebbe sijns levens ducht; Dies dooght mijn herte grote pijn. Nu biddic u, scone maghet Sanderijn, Dat ghi wilt gaen te Lanseloet, Want hi leghet in groter noot, Dies dooght mijn herte swaer verdriet. Edel vrouwe, dat ghi ghebiet Wert herde gerne van mi ghedaen.

Verdraag wat gij niet verhelpen kunt; denk aan uw jonge jeugd. Zoo'n mooie vrouw past vroolijkheid beter; en dan, uw man mag flink zijn geweest... daar zijn nog betere dan hij: "Beter?" seegt si, "ay mi! ay mi! "Wie soude dat sijn, segt mi, wie?" "God weet, vrouwe," seegt hi, "in doe."

Sine moeder: Oetmoedech god, nu moetti sijn Gheloeft, ghedanct in allen stonden: Mijn lieve kint hebbic nu vonden, Di mi nu verloesten zal, Want die vroude es sonder ghetal, Die nu mijn herte van binnen drijft. Robbrecht: O wi enen dief, die men ontlijft, En mochte niet so droeve ghesijn. Als ic nu ben int herte mijn, Want ik duchte grote scanden.

Nw wrd ik drist ånd frêje jef hju mi årge tid ånd tha bylda rêis wisa wilde. Hju lakte godlik ånd brocht mi vpper burch. En grêve mån frêje my jef ik al lêsa ånd skrywa kv. sêid ik. Thån most êrost to ga ånd lêra, sêid-er owers ne mêi-t jow navt wysen wrde. Dystik gvng ik bi tha skriwer lêra.

Och edel wijf, nu laet mi hoeren, Hoe sidi comen in dit lant? De jonghe joncfrou Damiet: O Esmoreit, wel scoene wigant Mi dochte ic hadde u gherne ghesien, Maer en mochte mi niet gescien, Ic en moeste daer omme liden pijn. Doen maectic mi als een pilgherijm, Ende come aldus ghedoelt doert dlant, Ende nam Platus metter hant, Dat hi soude mijn behoeder sijn.

MELIS STOKE heeft ons de heugenis bewaard van dat tooneeltje op den Blinkert, van die ontmoeting, ook van dat woord en weerwoord: Wie sidi dan? Ic hete Witte Ende was 's graven Florens kint, Ende her Willem heeft mi ghesint Alhier van Zirixe U te troostene.

Ic salse minen sone opgheven, Ende ghi selt seker werden sijn wijf; Want ic hebbe soe ouden lijf, Dat icse nemmeer ghedragen en can. Robbrecht: Her coninc oem, bi sente Jan! Esmoreit hi es wel weert, Hi wert een ridder wide vermeert Ende die de wapene wel hantiert: Desen raet dunct mi goet ghevisiert, Dat hi die crone van u ontfa Damiet, nu comt hier na, Ghi selt werden jonghe coninghinne.

Pallieter dacht aan Marieken, die sedert dien Zondag in zijn gedachten zat en hij zei: "O minne zuster, o minne bruid, ghi hebt mi geckwetst met eene van uw ooghen en met een hair van uwen halse!" Hij dacht aan heur aangenaam gezicht en heur jonge vormen, en harder sloeg en djakte de zweep de opklarende lucht vaneen.