Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 juni 2025


Bastiaan, zei Goedele, Bastiaan, ik had u al lange moeten bekennen ... al lange, daar niets te bergen is en alle kwaad in voortdurige werking doorwoelt ... al lange, ja, bekennen, bekennen.... Ze had besloten heel simpellijk bekentenisse doen; ze kon echter niet.

Maar na al mijn leed, na al mijn ongeluk, nog dees ongeluk weer. Ik kan niet meer.... Ge zijt niet alleen.... Romaan is buiten zinnen. Hij begrijpt niets. Hij wordt zot. Hij antwoordt niet als ik hem aanspreek. Hij zegt niets.... Ik heb toch ook troost noodig! Goedele kuste haar en pinkte gauw een heet-kittelenden traan weg.

Ze herzag met stiptelijke nauwkeurigheid al wat gebeurd was, en ze lag dan in versche hope te beramen een nieuwe instelling. Ze stapte over 't gebeurde heen om met sterke moedwilligheid de toekomst in te richten. Het ideaal, dat ze zich al zoo langen tijd gesmeed had, kon ze niet ten geheele loslaten: ze zou nu met Goedele alleene de schrikkelijke zaken herdoen. En ze verzinde grootsche werkingen.

Wanneer ze opnieuw rustig was, tot ze stille naar 't venster en zonk weg met hare toevallige gedachten, al over den bonten lochting, een heelen tijd lang. Goedele! Mevrouw Wilder stond in 't deurgat. Mevrouw Wilder was groot boven de mate, grooter nog dan hare dochter, en struisch ook daarenboven, breed geschouderd en grove gelend.

Hij zat goed thuis en vóor hem zat Madeleen, en hij zag Goedele en Johannes en de anderen, een warmen kring van roerende lijven. En deugdelijk was hem 't gedruisch.

Goedele merkte hoe subiet op dees woord de groote woede van moeder wegschokte in een flauw ophalen van schouders. Ze zag plots wat moeder zich inbeeldde, wat, na Wiezeken's dood, stilaan een zekerheid was geworden in haar geest, en waarover ze zoo lange aan 't mijmeren zat, alleene, in haren zetel.

Denk ereis 'n kaartje uit, Goedele, van de éen en twintig die 'k hier openlegge ... toe ... Hare genegenheid deed hem deugd, omdat hij die gebruiken kon als een ernstige belangstelling in zijn doening. Hij vroeg: Hebt-ge ze alreeds? Ja ik, zei Goedele met een zucht, al leunend op hare ellebogen.

Bella sprong endelijk rechte, met een lach verwittigend dat het laat werd. Ursule bracht hier tegen in dat het morgen rustdag zou zijn en er dan geen bezwaar was om nog een uurken te blijven; ze deed het echter heel lauw en meest bij wijze van beleefdheid. De stoelen werden alhier en alginds verschoven, en Goedele ging in de voorzaal 't gaslicht aansteken.

Ameye raapte het witte pakje met suikergoed en het rankje hulstgroen op, die, nevenseen, op de zulle waren neergevallen. Eenige dagen verstreken voor Goedele in eendelijke onverschilligheid. Ze was heel korten tijd bij Romaan gebleven, had geweend omdat Wiezeken er zoo deerlijk uitzag en was weggeloopen, seffens.

Maar zijn arm valt omlage en zijn gezicht druipt neerwaarts in een verdraagzame droefenis, en hij zegt schuddebollend: "Och! Och! Och!" ... en zijn doening is dan van een, die mij gelijk geeft. 't Is een aardige vent, mijnheer Johannes. En de dochter? Goedele vroeg hoe haar naam was. Mariëtte, zei tante Olympe.

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek