Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 mei 2025
Hij werd zoo innig gewaar dat het zijn kind was, en bibberde van binnen, aldoor zeggend het woord, dat zoo helder opklaarde in gansch zijn vleesch. Mijn zoete kind.... Hij streelde haar en dwong haar neer te zitten, nevens hem, en gedurig vroeg hij wat er scheelde. Goedele liet hem gewillig begaan en geleidelijk kwam een zware melancholie over haar.
We zullen wegloopen uit deze leelijke woonste en in 't blijde groen gaan schuilen. Ik zal u vertellen van de heerlijke toekomst ... hoe prachtig die eendracht gij en Romaan.... Romaan trouwt. Hoe wreed zijt ge, mijn Goedele! Wordt de jongen krankzinnig? Hij heeft me gezeid dat hij trouwde. Maar Wiezeken is immers dood! Laat ons zwijgen moeder.... Ursule tort vooruit.
Ze had ook in deze kamer die albeheerschende beteekenisse, zoodat Goedele noch Johannes de zoetigheid van 't geluchte haast niet storen dierven en zich spoedden om weer vrij te zijn in den open buiten. Maar buiten was nu de wonderlijke avond aan gang en ze geraakten seffens in de stemming van de droomerige stonde.
En nu sterft mevrouw Wilder niet. Ze zal wel gezond zijn, als Wiezeken sterft. Dan is Wiezeken uit de voeten.... Ho! Ho!... tante Olympe.... Goedele was niet toornig ze berispte stille, omdat tante Olympe bedaren zou. Maar tante Olympe moest uitspreken en naarmate hare stemme gebroken en afgemat, luttel werd, liepen sneller en zwaarder hare tranen over haar roerend aangezicht.
Ze opende fluks hare oogen, boog zich en joeg seffens gichtig hare woorden achter mekaar: Luister. Ik heb Sebastiaan beleedigd. Ik heb gespot met Sebastiaan. 's Avonds zat ik schuchter nevens u, en over dag lag ik in andermans armen! Goedele! Ze viel neer op haren stoel en bracht hare handen over haar wezen.
Goedele keek hem diep in de oogen, en ze voelde dat hare ziel zich op een ende losrukken zou. 't Zicht der toekomst, dat hij opriep, walgde, folterde haar. Ze wilde niet dat hij de toekomst aanroeren zou. De huidige uren wilde zij gelukkig maken, en ze zou meegaan, dag-in, dag-uit ... en wat er gebeuren moest, zou gebeuren. Ze was gedwee.... Maar den sluier wilde zij ongeraakt zien hangen.
Hij werd hard en hij werd koppig. Drij dagen bleef hij op zijne kamer zitten. Goedele bracht hem eten en kuste hem. Hij weende bij Goedele, en het was hem een goede troost. Den vierden dag ging hij vader aanspreken. Albien was verschrikt, en hakkelde, en voelde zich wegzinken zonder den steun van Ursule's sterkte. Hij probeerde toornig te zijn; hij was alleen toornig, omdat hij Ursule vreesde.
De zonne bracht een spelend licht overal, lanterfantte langs de vele ruiten, stortte met lustig gestraal, menig en rijkelijk, op de natte steenen. Bij plaatsen was de hemel geheel en al blauw. 't Lawaai der stad zwol op en het volk krioelde al thoope. Het docht Goedele dat er veel kinder stemmekens tusschen stegen en tegelijk een schelle geklepper deden omgaan, dat haar deugd deed.
't Getwijg wiegelde met tenger groen, eer de maand ten halve was verloopen, en Mei was er rijzekens, als de kinderen op strate reeds met kevers speelden. In de stille steeg, waar ze nu met nieuw verlangen het huizeken vulde, beluisterde Goedele het kleine stemgeluid der bengels: Vliege vliege vleugeke, Dat beesteke gaat naar 't meuleke, Alover de zokken, Alover de blokken.
Andermaal was 't weer zoete, en de regen trippelde in gelijke maten, zoo smertelijk van zin, dat Goedele om haar herte een endelooze droefenis voelde, die in warme aandoening opjoeg, kriebelend binnen hare oogen. Ze zat in hare schoone eenzaamheid den dag te overpeinzen, die verleden was.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek