United States or Palestine ? Vote for the TOP Country of the Week !


En ze prevelde nog: Morgen zal 't ten halve genezen zijn. Ze rechtte zich en zag omme binstdien, en Romaan stond daar, vóor haar, te staren, heinde weg, roerloos en zonder uitkomste. En ze merkte, zóo blootliggend op zijn aangezicht, zijn endelooze leed. En ze herhaalde met onzekere stem, om toch wat leven in dees bange geluchte te krijgen: Morgen zal 't ten halve genezen zijn.

Andermaal was 't weer zoete, en de regen trippelde in gelijke maten, zoo smertelijk van zin, dat Goedele om haar herte een endelooze droefenis voelde, die in warme aandoening opjoeg, kriebelend binnen hare oogen. Ze zat in hare schoone eenzaamheid den dag te overpeinzen, die verleden was.

Lijk men soms op steile bergen de endelooze rustigheid der hemelen met rustigheid bewonderen kan en weet dat men niet blikken mag naar onder, waar duizelende diepten het hoofd verdraaien zoo zat hij en keek naar elkendeen, en dierf niet kijken alginds, ievers waar 't smokkel weerde, verre van hier.... En gedurig voelde hij den vriendelijken stoot van Johannes' elleboog of 't gewrijf van zijn vingeren, zachte.

Bijwijlen keken ze op naar mekaar en schouwden, trager stappend, in mekaar's gezichte, en de endelooze teerheid, die in hunne oogen straalde, was een vrucht van de heilige stilte. Zoo was de stilte.

Goedele luisterde met aandacht, en, binst de donzige schemering, klonk moeders stem met endelooze goedheid om. Ze liet de klanken zacht aankloppen tegen hare hersens en de beelden werden zichtbaar overhand. Geen aandoening wekte in haar de trage gezegden, maar ze hielden haar geest bezig, zoodat geen ander gepeins er folteren kwam. Ze leunde tegen 't bedde, en ze voelde gestadig 't gekriebel van moeders vingeren over hare hand. Ursule zei: Als grootvaders geest aan 't verzwakken ging, heb ik 't beleid van zijn zaken op mij genomen, ja. Naderhand ben ikzelve verzwakt en niemand was daar om de vruchtbare doening door te zetten. Nu zijn we langen tijd gebleven zonder nuttig bedrijf, en d

Ze gingen stille arm aan arm, langs verlaten wegels woudewaarts, en keken mijmerend naar hunne dobble schaduw, die schuins tegen de barms oprees of verder in gedoken grachten wegzakte. Heel wijd, waar 't endelooze geboomte somberde, klonk de matelijke roep van een boschuil.

Ze stapten haastig door, zonder spreken, en geen vond het zonderling dat de andere zwijgende was. Ze spoedden zich om straks alleen te zijn, om te te peinzen in eenigheid want nu was hun hoofd vol met aanzienlijke gedachten. Achterwege lag de gansche wereld. Achterwege was moeder en vader en het vreeselijke huis. Vooruit bestond de endelooze verte, de wijde ontijdelijkheid.

Ze zaten soms een heel en tijd te luisteren naar 't dropgetjokkel op de vensterruiten of naar 't gewaai van de vlage, gelijk die bij stonden forsig neersmeet in de schouw. Ze drongen tegeneen en rustten, slape aan slape, in zwijgende aandacht. Eene endelooze droefenis woog daarbuiten en alles, langs gevels en daken, was grauw en grijs. Op het glazen gewelf der verandah spetterde de regen.