United States or Poland ? Vote for the TOP Country of the Week !


't En duurde maar een vlage van den regen, en ze vond dat Romaan in den grond een zwakkeling was.... Ze hoorde moeder slapen gaan, en naderhand Rik, en bleef nog turen aan 't venster. De tijd verstreek langzaam, en 't was haar of zij 't niet tasten kon: de ure bleef stille, alles hing in verwachting, zonder angst noch ongeduur.

Een ongelijke wind ronkte in den schoorsteen en bijwijlen daverden de ruiten van de vensters onder de drukking van de vlage. Mijnheer du Bessy staarde in den laaien aschbak en bespeurde den zachten dood der roode koolkorrels, welke er overhand neertjokkelden, met een gloeiende klaarte, en geleidelijk wegdonkerden, levenloos. Na de komst van mijnheer Schoutens kwam er rumoer in huis.

Ze keek, wanneer ze reeds neerzat, langs het kleine raam naar de trage floddering van waggelende veêrkens en ging na hoe er soms een tegen de ruit aanstiet, verkleurde en in schokkende dropjes over 't glas neerbiggelde. Ze zag, op straat, de menschen gauw doorstappen, tegen de vlage in, zoodat hunne borst, schouders en knieën met het licht ijs waren beladen.

Ze zouden zoo zwijgend geerne gebleven zijn, maar dan merkten ze algauw dat ze onbetamelijk deden, en ze schuilden onder een pluimlichte conversatie hunne diepe zaligheid. In 't voorbijgaan viel om hen een subiete vlage van orkestgeluiden met, uit groote ruiten en breede deuren, 't geklater van sterk-stralend licht. Hij lispelde, haar zijwaarts meetrekkend: Willen we hier eens binnen? Ze knikte.

Ze zaten soms een heel en tijd te luisteren naar 't dropgetjokkel op de vensterruiten of naar 't gewaai van de vlage, gelijk die bij stonden forsig neersmeet in de schouw. Ze drongen tegeneen en rustten, slape aan slape, in zwijgende aandacht. Eene endelooze droefenis woog daarbuiten en alles, langs gevels en daken, was grauw en grijs. Op het glazen gewelf der verandah spetterde de regen.

't Had al gesmokkeld in den avond, en nu begon het te regenen. Tegen de ruiten sloegen de druppels, menig en leuterig, aldus een tokkelveuzeken makend, dat eentonig en klagend was. Altemets vulde de wind zijn zoevende flanken en dan roefelde de volle vlage ineens langs het raam.

Hij bloeit en staat in 't wit getooid, langs alle kanten één vlage blommen duikt zijn' takken, scheef en krom; de bietjes zie'k er zog van zuiver zeem in zanten , de blommen in en uit en uit en in, weêrom. Bloeit helder, helder op, o boom, en luide pralen laat al uw lief gewaai, deur dikke en dunne.

Hij herkende ze dadelijk. Hij opende zijn mond op een vloek, grommelde: Wat moet dat hier beteekenen? En dan herinnerde hij zich. Hij schoot uit tegen den knecht en, rechtstaande, overrompelde den jongen met een vlage van scheldwoorden. Waar waart ge? Hee, zuipbalg! Waar waart ge? Ik heb immers gescheld?