Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 17 mei 2025


Zoodra men aan de verflauwing van hun vuur bespeurt, dat zij noch lood noch kruit meer hebben, gaat men tot de bestorming over. Enjolras was in dien strik niet gevallen; de barricade antwoordde niet. Bij ieder pelotonsvuur, stak Gavroche zijn tong uit, ten teeken van de hoogste verachting. "Goed," zeide hij, "scheurt linnen. Wij hebben pluksel noodig."

Het meisje werd er te groot voor. De groei speelt dergelijke streken. Het onderrokje wordt kort, terwijl de naaktheid onzedelijk wordt. "Arm meisje," zei Gavroche; "'t heeft niet eens een broek. Hier, neem dit." En den warmen wollen doek losmakende, dien hij om den hals had, wierp hij dien op de magere blauwe schouders der bedelares, zoodat de cache-nez weder een sjaal werd.

Ik was buiten kennis; ik zag, hoorde niets, ik kon niets van mijn eigen lot bevroeden. Wij zullen hem terughalen, medenemen; hij moge willen of niet, hij zal ons niet meer verlaten. Zoo hij maar te huis is! zoo wij hem maar vinden! Mijn geheele leven zal ik hem vereeren en dankbaar zijn. Ja, zoo zal 't geweest zijn, Cosette. Gavroche zal mijn brief hem hebben overhandigd. Alles verklaart zich.

Toen Gavroche nu den kolos was genaderd, begreep hij den indruk, dien het oneindig groote op het oneindig kleine kon maken, en zeide: "Jongens, weest niet bang!" Toen sloop hij door een holligheid in de schutting van den olifant en hielp de kinderen er door.

"Ja," fluisterde de oudste, "ik lig goed. 't Is mij of ik veêren onder mijn hoofd heb." De beide kinderen drukten zich tegen elkander. Gavroche legde hen verder op de mat terecht, trok de deken op tot hun ooren, en herhaalde: "Nu slapen!" Toen blies hij het eindje brandend touw uit. Nauwelijks was het licht uit, toen een zonderlinge beving het traliewerk schudde, waaronder de drie knapen lagen.

Met verwijtenden blik aanschouwde hij zijn pistool, welk gezicht hem scheen te verteederen: "Ik ga," zeide hij, "maar gij kunt, helaas, niet overgaan." Een hond kan de gedachte aan een haan afleiden. Een zeer magere hond liep voorbij, en Gavroche had medelijden met het dier. "Arme scherminkel," zeide hij; "gij hebt zeker een ton doorgeslikt, daar men al de hoepels door uw vel zien kan."

"Is er dan een gat in?" vroeg Montparnasse. "Zekerlijk, maar ge moogt er niets van zeggen. 't Is tusschen de voorpooten. De politie-verklikkers hebben 't nog niet gezien." "En ge klautert omhoog? Ha, nu begrijp ik." "In een oogwenk is 't gedaan; en niemand is er meer." Na een pauze, voegde Gavroche er bij: "Voor deze kleinen moet ik een ladder hebben."

Meenende, dat de oudste eenige bijzondere aanmoediging behoefde om zonder verlegenheid zijn honger te bevredigen, gaf hij hem het grootste stuk, zeggende: "Ziedaar, stop dit in de maag." Van de twee overige stukken hield hij het kleinste voor zich. De arme kinderen hadden honger, Gavroche niet minder.

"Welnu," hernam Jean Valjean, "behoud dit geld dan voor uw moeder." Gavroche voelde zich bewogen. Hij had bovendien opgemerkt, dat de man die tot hem sprak geen hoed op had, en dit boezemde hem vertrouwen in. "Waarlijk," zeide hij, "is 't niet om mij af te houden van de lantaarns stuk te slaan?" "Sla alles stuk wat ge wilt." "Ge zijt een braaf man," zei Gavroche.

Gavroche richtte het hoofd op, verwonderd over de grootte van het geldstuk; hij bezag het in de duisternis, en de blankheid ervan bracht hem in verrukking. Hij kende de vijffrancstukken van hooren zeggen; hij had er een gunstig idée van; 't verheugde hem er persoonlijk kennis mede te maken. "Laat ons het beest eens goed bekijken!" zeide hij.

Woord Van De Dag

vuistdreigend

Anderen Op Zoek