Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 juni 2025


Klaas Zwart werd er bang van en keek een anderen kant op, wat Flipsen niet ontging. "Waar komen jullie vandaan?" vroeg hij barsch. Hij boog zich voorover en hield zijn blik stijf op Klaas Zwart gericht. Klaas werd er bleek van, en zijne stem hokte hem in de keel. "Uit het boschje," zei Frans, die niet zoo bang was als Klaas. "En wat deed je daar?"

Flipsen had altoos nog een kijkje op Dik, want hij was nog niet vergeten, wat Dik in zijn jeugd voor streken had uitgehaald. "Goeden avond, Dik!" zei hij. "Dag Flipsen," was het antwoord. "Wat is er van je dienst?" "Niet veel moois, man. Ik kom je waarschuwen, dat je wel wat beter op je zoontje mag passen, want 't is erg, zooals hij op het dorp huishoudt."

Met groote snelheid liep hij op de gestalte af, en greep haar bij den schouder. De onbekende sloeg de armen ten hemel en slaakte een tweeden, hartverscheurenden gil. "Wie ben jij?" beet Flipsen haar toe. Er kwam geen antwoord. De schrik verlamde als het ware haar tong. "Hoor je me niet? Wie ben jij?" herhaalde Flipsen. "O, ik ben ik ben Trijntje de meid. O, wat een schrik!"

Zijne oogen dwaalden onderzoekend in het kleine vertrekje rond. "Dag Flipsen," was het antwoord. "Kom binnen. Wat is er van je dienst?" "Dat zal ik je zeggen. Er zijn ijzeren potten en verscheidene ketels gestolen uit de tenten, die op het ijs staan." "Is het waar?" vroeg de pottenschipper. En hij liet er op volgen: "Wat zijn die menschen onvoorzichtig, om zulke dingen 's nachts te laten staan.

Vader Dik, die er juist op aan kwam loopen, wist eerst niet goed, wat hij zag, maar een oogenblik later barstte hij in een onbedaarlijk lachen uit. "Wat nu, Flipsen," riep hij den veldwachter toe, "ga je in het karretje van mijn Jan rijden?" Flipsen richtte zich op uit zijne moeielijke positie, en bracht met zijne beenen de kar tot staan. Maar waar was Jan?

Doch het ontbijt stond nog niet klaar, want zijne vrouw had zich dadelijk aan het werk gezet, om hem nog heele kousen te bezorgen, vóór hij de deur uitging. Flipsen keek gramstorig rond, en zeide: "Moet het brood nog gebakken worden, of zijn er geen bakkers meer in het land?" "Wou je je boterham hebben, Flipsen?" zei zijne vrouw opstaande, om het noodige daarvoor uit de kast te halen.

't Was maar jammer, dat de voorwielen niet om een spil konden draaien, want nu kon de wagen alleen vooruit en achteruit, maar van sturen was geen sprake. Elken avond gingen de jongens er meê spelen en zij hadden niet weinig bekijks. Maar Jan raakte er door in volslagen vijandschap met Flipsen, en toch was het geheel buiten zijne schuld. Dat kwam zoo.

Kom voor den dag, als je durft, dan zal ik je mores leeren!" Maar het bleef nog altijd even stil. Flipsen liep langs de ramen, maar hij zag niemand, en in den draad had hij geen erg, omdat Dik dien vlug zoover had afgekluwd, dat hij slap neêrhing. Toen liep Flipsen den tuin in, en keek overal nauwlettend rond, maar Dik, die doodbedaard eenige late bessen oppeuzelde, zag hij niet.

De kinderen konden het hem aanzien, dat ook hij ontroerd was. "Zoo, dat is wel eene treurige opdracht, Flipsen. Frans en Klaas, komt hier." De jongens stapten de bank uit en kwamen voor de klasse. Beiden barstten in tranen uit. De onderwijzer gaf hun de hand. "Dag Frans, dag Klaas," zei hij droevig.

"Ach, burgemeester," viel Flipsen plotseling in, daar hij begon te vreezen, dat de burgemeester hem zijne betrekking zou ontnemen, "ach burgemeester! neem me niet kwalijk, dat ik het u niet dadelijk gezegd heb, maar waarlijk, ik weet maar al te wel, hoever de brutaliteit van die bengels gaat, en als ik me er niet zoo voor schaamde, zou ik het u wel dadelijk gezegd hebben."

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek