United States or Romania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze vroeg, en het meisje vertelde wat zij wist. "Wat zullen ze zeggen, wat zullen ze zeggen," lamenteerde Trijntje en sloeg jammerend de handen in elkaar. "Er is niemand thuis." Ze nam Tony op schoot en met hun allen deden ze zijn natte kleeren uit. "Ziezoo," zei Siem, "nou afdrogen en in een wollen deken in bed." Tony klappertande.

Een zacht gemompel doet zich wederom hooren, en eindelijk de stem van moeder Trijntje: "Bidt ie van oavend niet?" waarop wij het: Dat hêw ummers al gedoan," vernemen, 't welk met een: "Neen Jan," beantwoord wordt, na welk gesprek zich een geritsel van dekens laat hooren, alsof twee lichamen zich overeind zetten, en daarna een onverstaanbaar geprevel, dat slechts.... door Eén gehoord werd, door

Nou ik bedank jelui wel hoor. Siem blijf je niet tot het volk thuis komt. Dat zullen ze niets mooi van je vinden." Maar Siem wou niet blijven, hij kwam nog wel eens hooren, later, zei hij en ging nu met Teun en Jaap weg. Anneke bleef bij Trijntje wachten, want die was bang alleen met Tony. Ze was geen kinderen gewend. Trijntje nam zus op schoot en ze gingen met hun drieën voor het bed zitten.

Ook moest hij dan voor het middageten zorgen, wat tengevolge had, dat sommige spotvogels op het dorp hem wel Jan den Wasscher noemden. Toch hadden zij vrij goed hun brood, wat wel voornamelijk aan de flinkheid van Trijntje te danken was, want zij was eene handige werkster en eene zindelijke waschvrouw. Weldra had ik de eenvoudige woning bereikt.

Met groote snelheid liep hij op de gestalte af, en greep haar bij den schouder. De onbekende sloeg de armen ten hemel en slaakte een tweeden, hartverscheurenden gil. "Wie ben jij?" beet Flipsen haar toe. Er kwam geen antwoord. De schrik verlamde als het ware haar tong. "Hoor je me niet? Wie ben jij?" herhaalde Flipsen. "O, ik ben ik ben Trijntje de meid. O, wat een schrik!"

»Ziet u, mijnheer! ik hoor het zoo maar van Jan vertellen tusschen al die drukte in, ik zal niet goed verstaan hebben; maar het is een rare naam, dat's waar, het zal wel zooveel als een bijnaam zijn; bij ons.... weet u, mijnheer! ik kom zoo wat om de Noord vandaan, boven Schagen; bij ons, hadden we een jongen, die ze Hein Zes'thalf noemden, omdat hij eens in de schellingskraam met een zes'thalf had willen betalen;" en Trijntje lachte dat hare witte tanden er van te zien kwamen.

Een koude kip, ossehaas in gelei, een gefarceerde kalfsborst en schilderachtige gesneden ham stonden dus in slagorde gerangschikt, terwijl Trijntje maar op een sein wachtte om de kievitseieren binnen te brengen.

Moeder Trijntje klonken ze als engelentonen in de ooren; en Jenneke.... Jenneke, die weer strak voor zich uit had zitten staren, brak in een bitter schreien los.

't Was kort na het laatst vermelde gesprek, dat Janboer het kelderkamertje binnentrad, waar moeder Trijntje bij de bedstee van Jozef gezeten was. Zijn vragende blik werd met een bedenkelijk hoofdschudden beantwoord. Janboer zuchtte. "Woar is Jenneke?" vroeg hij eindelijk zeer zacht. Trijntje haalde de schouders op, en fluisterde: "Stil toch; hie slupt."

Schielijk gaf hij Trijntje te verstaan, dat zij Jenne halen moest, en zoo spoedig mogelijk naar den dokter moest zenden om den patient te komen zien. Trijntje verwijderde zich snel, doch zonder gerucht, en eer vijf minuten waren verstreken, bevonden zich vader, moeder en dochter voor Jozefs legerstede.