United States or Malta ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Zoo vader, zoo zoon," zei Flipsen nijdig, want hij dacht, dat Dik hem voor den gek hield. Met groote stappen liep hij den winkel uit. Toch waren die woorden Dik ernst geweest. Hij herinnerde zich nog best, hoe hij in zijne jeugd ook vruchten gestolen had, en hoe hij tot inkeer gekomen was.

Hij trok een poosje aan zijn bakkebaardjes en zei toen: "Ja, Dik, zie-je, ik heb het altoos wel gezegd: Jan is ook een bizonder kind, en dat is-ie." Veertiende Hoofdstuk. Besluit. 't Gebeurde werkelijk, zooals Flipsen voorspeld had.

Ga maar gauw naar huis, en blijf Flipsen zoo ver mogelijk uit de voeten, want hij is meer dan kwaad op je." "Maar Vader, ik kon er toch niets aan doen." "Ja jongen, dat weten wij wel, maar hij gelooft het niet. Blijf van avond verder maar stilletjes thuis."

"Ik heb het niet met voordacht gedaan," dacht hij, "en als ik het had kunnen vermijden, zou het in 't geheel niet gebeurd zijn. Flipsen zal dat ook wel begrijpen, als hij er kalm over nadenkt." En zijn vader zei ook: "'t Zal van zelf wel weer beter worden, als jij Flipsen maar met rust laat en hem zooveel mogelijk uit de voeten blijft. Hij zal dan zelf wel begrijpen, dat hij zich vergist heeft.

"Van hun eigen kinderen kunnen zij nooit kwaad hooren, vooral wanneer ze zelf ook nooit gedeugd hebben." Dik werd nu erg boos. "Wou je zeggen, dat ik nooit gedeugd heb?" vroeg hij driftig, en hij zwaaide zoo heftig met den strooplepel, want hij was juist bezig een vrouwtje aan een pond stroop te helpen, dat Flipsen een flinken lik van dat goedje op de mouw van zijn jas kreeg.

"Een ezel zelfs stoot zich geen tweemaal aan denzelfden steen." 't Ging als een loopend vuurtje door het dorp, dat de dief weer aan den gang was geweest. En de burgemeester vond, dat er hoog noodig een einde aan moest komen. Zoodra hij het gebeurde vernomen had, liet hij dadelijk Flipsen bij zich ontbieden. Deze kwam direct, en onderweg vernam hij al, wat er aan de hand was.

"Hier is ze, Dik," zei Flipsen, haar door het gat stekende. Dik trok haar dadelijk aan. "Laat mij er nu uit, Dik," vroeg Flipsen. "Maar wie waarborgt mij dan, dat je me niet dadelijk weer zult opsluiten? Je kunt veel harder loopen dan ik." "Ik beloof het je, Dik. Een anderen waarborg kan ik je niet geven. Toe, laat mij er nu uit." "Kun-je de deur van binnen openen, als ik je den sleutel geef?"

"Geef hem maar hier, dan zullen wij hem wel even aanreiken." "Wel zeker, met alle pleizier," zei Klaas. Jan gaf den brief over, en Klaas en Frans begaven zich regelrecht naar het raadhuis. Zij stapten het gebouw binnen en gaven den brief aan Flipsen, die in de vestibule stond te praten met een rijksveldwachter. "Zoo jongens, dank-je!" zei Flipsen. "Wacht maar even."

Flipsen lag met zijn beenen omhoog in den wagen, en hij zag geen kans om overeind te komen. "Satansche jongen," schreeuwde hij, toen hij zijn eersten schrik te boven was. "Brutale vlegel, ik zal je leeren!" 't Was een bespottelijk gezicht hem te zien liggen.

Alleen reeds daarom zou ik Flipsen er uitlaten." Dik keerde naar het raadhuis terug. In de verte hoorde hij Flipsen al om hulp roepen. "Help, help!" klonk het. "O! die rakkers! Die schelmen! Help!" "Hier ben ik al, Flipsen!" zei Dik, zich voor het gat plaatsende. "Als je mij belooft, dat ik vrij naar huis mag gaan, zal ik je verlossen." "Vrij?" schreeuwde Flipsen. "Dat nooit, nooit, versta-je?