Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 mei 2025


En toen ging Flipsen verder, en omdat hij zoo boos was, meende ik te wachten, tot ik hem niet meer kon inhalen. Maar Frans Thor kwam onverwachts achter me en gaf me een harden duw, zoodat ik naar beneden vloog, regelrecht op Flipsen aan. Wat zat ik in de benauwdheid, Vader. Ik toeterde zoo hard ik kon, en toen nòg harder, zoodat de horen er van gebarsten is. Hoor maar, hij geeft geen geluid meer.

Jou aartsschelm! Wacht maar, ik zal je wel krijgen!" "Nu, Flipsen, dan blijf je er in, dat begrijp je. 't Spijt me wel, want ik zou je graag vrijlaten. Ik ben met dat doel alleen teruggekomen. Maar als je niet wilt, moet je het zelf weten. Goeden avond." Dik keerde zich om, en wilde vertrekken. "Ho, ho, Dik, zoo bedoel ik het niet!" riep Flipsen, die nu begreep, dat het Dik ernst was.

't Is meer dan dom." "Dat is het," zei Flipsen. "Maar ik begrijp niet, wat ik daarmede te maken heb," hernam de schipper. "Ik ben gelukkig geen dief, en heb ze niet gestolen." "Zoo ja, dat kan wel," zei Flipsen, die wel een beetje in de war raakte, toen hij den schipper zoo kalm zag zitten. De man was blijkbaar in 't geheel niet geschrokken door zijn bezoek, wat Flipsen toch stellig verwacht had.

De deur ging dicht en op slot. Klaas werd bleek van den schrik. Hij begon te beven over al zijne leden, en het angstzweet brak hem uit. Hij hoorde Frans schreeuwen. "Flipsen! Maar Flipsen!" jammerde Klaas. "Dat is eene vergissing, geloof me. U moet ons niet opsluiten, want..." Klaas bleef midden in zijne redevoering steken, want Flipsen had de tweede deur geopend en duwde Klaas naar binnen.

De burgemeester was bijzonder slecht gehumeurd, omdat het Flipsen nog niet gelukt was, de dieven te ontdekken. Zoodra nu de visschers, die hem tot hun genoegen thuis getroffen hadden, hem vertelden, wat er aan de hand was, geloofde de burgemeester stellig, dat hij de dieven thans op het spoor was, en hij besloot de jongens scherp te ondervragen. Jan en Karel betuigden echter hunne onschuld.

"Frans Thor en Klaas Zwart, burgemeester," zei Jan. Op dit oogenblik drong Flipsen tusschen het volk door. Hij kwam uit het raadhuis en wilde zien, wat er aan de hand was. Nauwelijks zag hij den burgemeester, of hij sloeg aan en zei: "Uw bevel is uitgevoerd, burgemeester, de jongens zitten elk in een cel. Ik geloof ook wel, dat wij de rechte personen op den kop hebben getikt."

Dat begon Flipsen geducht te vervelen, en eindelijk maakte hij er werkelijk proces-verbaal van op. "Jij heet Jan Trom, ?" zei hij, zijn zakboekje te voorschijn halende. "Ja," zei Jan. "Hoe oud ben je?" "Tien jaar," zei Jan. "Zoon van Dik Trom, ?" "Ja wel." "En je erkent, dat je bok hier gras en klaver van den berm eet?" "Ja," zei Jan, "dat kan ik niet ontkennen."

Pas op je tellen, mannetje, of je loopt er nog eens geducht tegen." Zijn vader lachte er om, toen Jan het hem vertelde. "Gekheid, jongen, maak je maar niet ongerust. Als je geen grooter kwaad doet, is het nog al zoo erg niet, en zal Flipsen je wel met rust laten. 't Is een nijdige kerel, die het allen menschen lastig maakt. 't Is ook al erg, dat die bok daar een mondje gras of klaver eet.

"Ik vertrouw dit papiertje geen zier. Waarom zei de burgemeester dan telkens, dat hij ons gelegenheid zou geven, om eens goed na te denken?" Langzaam liepen zij verder, met de bijlen en de sikkels over den schouder. Karel hernam na een poosje: "Dat briefje heeft niets met ons te maken, en wij niets met dat briefje. We moeten het alleen even bij Flipsen brengen, anders niet.

"Dan zou ik eens een oog in 't zeil houden, wie bij nacht of ontijd daarheen gaat, Flipsen. 't Is best mogelijk, dat je gelijk hebt. In elk geval is het hoog tijd, dat de dief gesnapt wordt. De menschen dienen in 't rustige bezit te kunnen blijven van 't geen hun eigendom is.

Anderen Op Zoek