Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 oktober 2025


Had men hem dan ten hove niet de waarheid gezegd? Toen vond hij eindelijk een kapel, waar hij binnen wilde treden. Daarvoor stond een metalen beeld, een hamer in zijn hand, dreigend van houding, maar Ferguut was niet angstig, en wierp hem den hamer uit de vingeren.

"De zon is al ondergegaan, het schild is vijf mijlen ver. Ik raad u, heer, terug te keeren, vanwaar ge zijt gekomen, want vele mannen hebben bij dit avontuur hun leven verloren. Wilt gij echter den weg weten, ik zal u hem wijzen. Volg dit pad." Ferguut reed tot den morgen, en hij naderde toen den toren, waar het witte schild was. Hij zong een lied, zoo blijde was hij.

Ze werd bleek en rood, ze kon niet denken en spreken, zoo schaamde zij zich. Eindelijk wist ze te stamelen: "Heer koning ik moet het gedoogen wat gij wilt ... is mij lief." Toen trouwde een bisschop de schoone Galiëne en den edelen Ferguut. Het was een feest, als nooit eerder in een land werd gegeven. Veertig dagen duurde het gelag.

De ridder sprong op, en trok het zwaard uit de scheede. Ook Ferguut trok zijn zwaard. De jonkvrouw zag toe. Zwaar van slag was iedere houw, en als met bijlen geslagen dreunde het woud. Nu eens was het Ferguut, dan weder de ridder, die scheen te overwinnen. Hun schilden waren gebroken.

Bedroefd was Ferguut, dat men hem de kleederen, die zijn vader hem gegeven had, ontnemen wilde. Hoe gaarne wilde hij ze behouden. "Somilet, de boer riep hij geërgerd uit, "heeft mij al ridder gemaakt heer! als ik doe, zooals gij me raadt, zal ik tweemaal ridder zijn." Met rustige woorden en rustig gebaar wist de kamerheer troost te vinden.

Staat daarna niet Keye, de spotter, voor ons allen gereed? Maar, o wonder! komt niet tegelijkertijd onze eerste, groote vriend, die de hand op onzen schouder legt, maar die niet kan beletten, dat wij daarbuiten weder moeten zwerven, zonder genade De arme Ferguut!

"Niemand troost mij," zeide zij tot hem, "en ik gevoel pijn om uwentwil. Mijn hart heb ik verloren geef mij mijn hart, Ferguut." "Jonkvrouw antwoordde de domme ridder wat wist hij nog van leed? "ik zag uw hart niet. Had ik uw hart, ik gaf 't niet. Ik zag 't niet .... Ga van mij heen." "Ach, heer ridder, wel hebt gij mijn hart, gij doet mij pijn.

Reeds menigeen van haar dienaren is gedood." Ferguut was nog op niets bedacht. "Het strekt den koning tot oneer," zeide hij bedachtzaam, "dat hij geweld pleegt. Hoe is de naam der koningin?" "Zij is vrouwe van Rikenstene. Galiëne is haar naam." Zonder nog iets te vragen, stond Ferguut op, en hij haalde zijn paard. Al zijn wapenen nam hij mede. Als 't zonlicht straalde het witte schild.

Het was de eerste strijd van Ferguut, en hij streed dezen zeer dapperlijk, zoodat twee der roovers sneuvelden. De koppen sloeg hij af en hing ze aan zijn zadel. Zoo reed hij naar Cardoel, 's konings hof. Ach, Ferguut! Daar waren vele spotters in Cardoel. Ze lachten, toen de knaap binnenreed, maar de koning was vriendelijk voor hem, en zeide hoofsch en ernstig: "Vriend, welkom zijt gij hier.

Mocht ik echter ongedeerd terugkeeren, dan kom ik tot u als een vriend." Met smarte vernamen het nu Gawein en de andere ridders, dat Ferguut den zwarten ridder wilde bestrijden. Zij allen vervloekten Keye, die door zijn spot den edelen jongeling naar het avontuur had gedreven. Ferguut kon echter niet langer wachten, en hij smeekte den koning, om hem 's ridders wapenen te geven.

Woord Van De Dag

sanktie

Anderen Op Zoek