Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 oktober 2025
Toen besloot ze, om in den morgen, aleer iemand was ontwaakt, het kasteel te verlaten. Zóó ging zij heen, voor Ferguut te paard was gestegen. Hij vroeg niet, waar zij was. Hij liet zich den weg wijzen naar de zwarte rots. "Komt gij na uw strijd tot ons terug?" zoo vroeg hem zijn gastheer. "Ik kom terug," antwoordde Ferguut, "zoo ik den horen en sluier heb."
De burgers der stad verkeerden in gevaar, maar Ferguut was hun redder. Wat was tegen hem bestand? Toen hij zag, dat ze veilig waren, verdween hij uit het gewoel. Langzaam reed hij naar de beide jonkvrouwen terug, en voor 't eerst was er angst in zijn hart.
En Ferguut en Galiëne waren gelukkig, hun geheele leven lang. Wonderlijke Geschiedenissen uit Friesland Omstreeks het jaar zes en dertig honderd en zestig na het ontstaan der wereld dienden er onder Alexander den Groote drie broeders, Friso, Bruno en Saxo als oversten, die, nadat de koning was gestorven, zeer gehaat waren, en daarom vertrokken, nieuwe landen en avonturen tegemoet.
Hier hebt ge dan een twintigeeuwsche bewerking, om de "Vier Heemskinderen" weder populair te maken voor dezen tijd. Aldus zal deze oude sage steeds nieuw blijven. In 1908 verscheen de laatste Hollandsche Uitgave van de Ferguut, en wel van dr. Eelco Verwijs, opnieuw bewerkt en uitgegeven door dr. Verdam.
Ze had grijze, klare oogen, een glad en hoog voorhoofd; haar gelaat was lang, recht en blank; rood waren de lippen, en ze had een kleinen mond. Smal was ze van schouder, de armen waren lang, en de handen klein en wit. Toen zij geboren werd, bedacht de natuur, om haar alle schoonheid te geven, en volmaakt werd zij. Ferguut nam haar, toen hij van zijn paard sprong, bij de hand.
Zoo men het hem niet euvel had geduid, had hij den nar gaarne gegrepen en levend verbrand. Nu deed hij, of hij niets kon verstaan, en hij lachte, terwijl hij voor den koning stond. Ferguut nam afscheid, van Arthur en zijn ridderen. Tot Gawein ging hij en met hem sprak hij nog, voor hij vertrok.
Niet vluchtte hij, hoewel hij dit had kunnen doen. Hij streed met den slang, tot hij hem overwonnen had. Nog was er de man der reuzin, die hem tegenhouden wilde, Lokefeer was zijn naam, vervaarlijk van gestalte. Maar Ferguut was niet angstig, hij vocht met Lokefeer, steeds denkend aan Galiëne. Zijn arm was krachtig, zijn voeten vlug.
Den volgenden ochtend vroeg ging hij ter misse, hij reed uit. Weder volgden hem vele ridders, doch nergens zagen zij Ferguut. De heeren van de tafelronde zeiden tegen elkander, dat ze zich schaamden, daar een vreemde ridder hen had overwonnen. Ieder sprak: "Als ik hem ontmoet, heden, die gisteren zoo goed streed, ik zal hem overwinnen." De wapenkoningen trommelden.
Hij zette zich nevens hen, en hij wendde zich tot Ferguut: "Zijt gij met geweld hier binnengedrongen?" Ferguut behoefde niet angstig te zijn, om te antwoorden. Nooit in zijn leven had hij eenig mensch kwaad gedaan, hij had den ploeg gevoerd in dienst van zijn vader. Rustig sprak hij dus, terwijl hij den kamerheer eerlijk aanzag: "Ik bedreef nooit boosheid, ook thans niet.
Trommelslag op trommelslag klonk: "Kom ten tournooi, kom ten tournooi." Perchevael reed uit. Geen in den kring, die niet naar hem zag. Was het niet Perchevael, die menige heldendaad had volbracht? Hem reed Ferguut rustig tegemoet. Nadat hij hem genaderd was, gaf hij Pennevare de sporen, en in een wervelwind drongen de twee dapperen op elkander in. Wie was er tegen den witten ridder bestand?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek