Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 oktober 2025
Velen stelden zich op zijn weg, dan bevocht hen Ferguut met alle kracht, doch ook hier was hij niet gegaan, om te dooden. Nergens hoorde hij van het witte schild, tot hij kwam in een land, waar het stil was, en waar in de verte een jongen schapen hoedde.
Gawein beval hem aan in de hoede der Moeder Gods, en Ferguut reed heen, terwijl allen, behalve Keye, in rouwe achterbleven, maar krachtig en vroolijk was Ferguut, want op alle wegen was zonnelicht. Ferguut en Galiëne
Vroolijk waren zij beiden, etende en drinkende. Zoo vond hen de kamerheer des konings: 't eerst zag hem zijn dochter, en ze stond op, het bloed steeg naar haar gelaat. Ook Ferguut rees van zijn zetel: zij beiden wachtten, wat de edele ridder zou bevelen. Met vriendelijke stem zeide deze: "Ga weder zitten, gij mijn dochter en gij vreemde man."
Vertel mij, hoe de wedkamp was." Thans ook leed Ferguut, hij wist niet waarom. Een nevel was er voor zijn oogen, en hij had het gevoel, dat zijn strijd vergeefsch was geweest. Zijn strijd? Zijn strijd was achter hem, en wat vóór hem lag, was zijn liefde. Hij wilde niet meer hooren van zijn strijd en vol angst vroeg hij: "Heer zeg mij waar is Galiëne?"
Ferguut zag Keye, die met hem had gespot, en nooit had hij zich zoo krachtig gevoeld. Niemand kende hem. Keye meende al wel gemakkelijk spel te spelen. Hij stiet met zijn lans tegen 's ridders schild, en de schicht brak. Los, spottend, kwam Ferguut's slag terug. Keye tuimelde achterover, en hij viel in een beek, die door de vlakte stroomde. "Help mij " riep hij, "help mij, of ik verdrink.
"Vriend," zeide de koning met milde stem, "ge waart verloren, zoo gij dit deed, en de eerste waart ge niet. Geen man kon tegen den zwarten ridder strijden. Niet wil ik u aannemen, knaap, op zulk een daad." Weder zag Ferguut den heer Keye aan, maar hij sprak tot den koning. "Heer ," zeide hij met vaste stem, "uw ridder spot met mij. Daarom wil ik strijden, al zal het mij den dood kosten."
Nooit zult ge haar vinden, Ferguut, gij moet 't witte schild hebben, dat van ivoor is gemaakt. In donkren nacht geeft het drie mijlen in den ronde licht. Hij, die 't draagt, zal niet worden overwonnen, is hij ten doode toe gewond, hij wordt genezen. Die het schild draagt, hij wordt nooit oud, hem is het wel te moede, des avonds en des morgens is hij blijde. Hij wordt overal geëerd, zulk een man.
Wees haar onderdanig, en vaar henen ten koning Arthur. Zeg hem, dat u een ridder met een wit schild overwon, die eens door Keye werd bespot. Groet alle heeren, die ge ziet, maar vermijd het Keye te groeten. Zeg hem, dat ik hem niet vergeten ben." Toen zag hij naar de muren der stad, en 't was hem, of Galiëne hem riep: "Kom tot mij, Ferguut, gij die mij gered hebt."
Rekening houdend met dien stand van zaken, zijn wij geneigd aan te nemen: dat de verzen dezer romans over het algemeen ten minste zoo goed als die der Frankische romans, en dat de stoplappen minder talrijk zijn. Assoneerende rijmen vindt men o.a. in de romans van Ferguut en van Partonopeüs.
Koning Arthur kwam van de mis en hij beval, om het schaakbord te brengen, daar hij wilde gaan spelen. Maar de kamerheer en Ferguut wachtten al op hem, en ze gingen voor den koning staan. Ferguut groette, en deed zijn mantel uit. Hij knielde neder, en smeekte, om tot ridder geslagen te worden. Gawein naderde. "Het is niet goed " zeide hij ernstig, "dat Keye de vreemde ridders bespot.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek