Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 juli 2025


Naast de brug lag een buikige vlet met cokes bestouwd tot een berg, en verder de gracht af tot bij den donkren romp van een schouwburg, plankjes glad naar den wal en touwen dik in de ringen, spiegelden koffen 'r bruinteerde buiken in 't avondwit-water. Het regende niet meer. Op de brug, het kind in zijn armen, zag Eleazar de dringing der mannen, het helmen-geblink, de nu vrindlijke gracht.

Nu kunt gij veilig slapen gaan, Nu al de heemlen openstaan: Ziel, wier verlangen eiken donkren wand In ster aan ster doorzichtig brandt, En in de schoonheid van dit tijdlijk land Al minnen moet uw eeuwig lot, Daar uw verrukking uitziet tot Den troon van God. Niets bindt zoo ongelijken, Blijden en droeven, Armen, en rijken, Als dit gedeeld behoeven,

Stel u eens voor, dat er eens iets verschrikkelijks b. v. hij, wiens naam men niet noemen mag, uit dien donkren hoek daar te voorschijn kwam. Wie was veilig voor hem? Hij verscheen niet alleen voor de boozen. Had niet Ulrika Dillner hem gezien? Zij en Anna Stjärnhök konden vertellen hoe ze hem gezien hadden. Vrienden, menschenkindren! Gij die danst en lacht.

Want 't hoofd van zoo'n kind zat vol menschen uit den ouden tijd en het dweepte met hen en was met hen vervuld. Maar werd zulk een kind, waarvan de ziel met sprookjes verzadigd was, over den donkren zolder naar 't provisiekamertje gestuurd om linnen of beschuiten te halen, dan vlogen zijn voetjes voort, dan ging 't in vliegende vaart de trappen af, de vestibule door naar de keuken.

Want zie: ik sliep en, in mij, zwak en zwakker, Vervloeide 't jeugdlicht, dat héél 't leven tint; Mijn hart was jong, zeer jong, maar vreugdeblind, Tot, zon en leeuwerik boven donkren akker, Uw licht mij straalde, Uw stem mij riep: "word wakker." "Uw ziel heeft lief een ziel, die weer bemint."

Nooit zult ge haar vinden, Ferguut, gij moet 't witte schild hebben, dat van ivoor is gemaakt. In donkren nacht geeft het drie mijlen in den ronde licht. Hij, die 't draagt, zal niet worden overwonnen, is hij ten doode toe gewond, hij wordt genezen. Die het schild draagt, hij wordt nooit oud, hem is het wel te moede, des avonds en des morgens is hij blijde. Hij wordt overal geëerd, zulk een man.

Dan voel ik door mijn ziel een glimlach beven Als 't zilveren rimplen op een donkren stroom, Omdat ook mij de rust wordt weergegeven En alles eindigt in een schoonen droom. En de even-weemoed van het jaarversterven Is als de toon van een oud instrument, Die, als het zelf reeds zwijgt, blijft éven zwerven En stijgt de lucht in, waarheen onbekend.

Ik zie den donkren nacht genaken, Dat gij uw oog voor eeuwig houdt geloken, Dan sluimert gij, maar kunt niet meer ontwaken: Dan zal de zode, die gij dekt, ú dekken, Dan zal geen zonnestraal uw lippen strooken, Geen lied van ’t woud u uit dien sluimer wekken.

Dit is de lenigheid en de triomf van de schoonheid-grijpende ziel te midden van den hartstocht der opstandigheid.... En dìt, vooral dìt, de triomf van de lenige en vrije ziel die de schoonheid grijpt te midden van het vertwijfelen aan den zin en de rechtvaardigheid van het leven: In donkren hoek van levens tuin verschrompeld, Door 't eenig-welig onkruid overrompeld, O Hart, gelijk een rozeknop beklemd, En als een tulp in eigen bloed gedompeld!

Ik zie een wagen als die smalste boot, Waarin der Maanden Moeder wordt gedragen Bij ebbend schijnsel naar haar grot in 't Westen, Als ze opspringt uit haar tusschen-maansche droomen; Waarover buigt een cirkelend gewelf Van teeder duister, en geboomte en heuvels, Goed zichtbaar door dien donkren luchten sluier, Lijken gedaanten uit een tooverspiegel.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek