Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juli 2025
Mijn hart is ten uwen dienst, luid en stil, ik behoor u toe. Geen geluk is er voor mij zonder u. Gij hebt mijn leven en mijn dood." Toen begon Ferguut te lachen. Meende de jonkvrouw, dat hij zich door haar zou laten tegenhouden? "Niet om deze dingen ben ik uitgegaan," sprak hij, "maar om te strijden. Daarna zal ik tot u wederkeeren, jonkvrouw, maar gij moet mij uitstel geven.
Voor mij is de "Ferguut" nog als stroomend bloed in 't lichaam van dezen tijd, en wij zelf kunnen er ons in weder-kennen, wij de onervaren droomers, die het leven moeten leeren begrijpen. Onze jonge ziel gaat uit naar een verheven doel ... tot alles achten wij ons wel bekwaam, en uittrekkende ontmoeten wij onze eerste vijanden, nadat we den twijfel hebben overwonnen.
Een dienaar ontdeed hem van zijn wapenen, en de jonkvrouw zag den ridder in liefde aan, want ze vond hem schoon en wel van wezen. Ze dacht stil in zichzelf: "Moge mijn oom het niet bemerken, dat ik den vreemden ridder min." Men bracht het paard naar de kribbe vol haver, en toen togen zij tezamen, de oude ridder, Ferguut en Galiëne, naar de zaal, waar zij zich nederzetten.
Geen mensch heeft mij genood, maar u vraag ik, schoone jonkvrouw, om een dak, het loon u God." De jonkvrouw lachte, want hoe kon zij den knaap dezen dienst bewijzen? Het stond niet aan haar, doch aan haar vader, 's konings kamerheer. De arme Ferguut wist nog niets van hoofsche manieren, en ze kreeg medelijden te meer, nu ze hem daar zoo zag staan, zonder vrienden, zonder hulpe.
Ze nam haar wapen, een vlijmscherpe zeis, en wachtte hem. "Schoone vrouw " zeide Ferguut hoffelijk, "haal mij het schild, dat ik begeer." "Galgenaas " lachte de reuzin grimmig, "ge krijgt het niet van mij, doch ik zal u het lijf in stukken houwen." De ridder reed op haar in, de lans geveld.
Wel heeft hij zich gewroken." De koning glimlachte vriendelijk. "Ridder! gij zijt een moedig held. Er was vrouw noch maagd, die u niet geroemd heeft." Hij bewees Ferguut groote eer: de banieren werden opgerold, het tournooi was gedaan. De koning hield hof, en de ridder met het witte schild zat naast hem. De koning deed Galiëne tot zich komen, en vele andere schoone vrouwen.
Ferguut leerde dien avond al veel, dat tot het leven behoort, doch nadat twee knapen hem naar zijn vertrek hadden gevoerd, om te rusten, sliep hij spoedig in, zonder dat droomen hem kwelden. In den vroegen morgen werden hem de kleederen gebracht, en vol blijdschap stond hij op, want dezen zonlichten dag zou hij door den koning tot ridder worden geslagen.
Diepe rimpels lagen er om zijn pikzwart lijf, een bult had hij op rug en borst. Toen de ridder naderbij kwam, hief hij den stok, en sloeg fel 't paard. Ferguut gaf het de sporen, dat het hoog-op steigerde en den dwerg omver reed. Luid kreet de dienaar en de ridder binnen in de tent ontwaakte. Hij schreeuwde: "Wie is de man, die, terwijl ik sliep, mijn knecht sloeg?" Hij was aldra ten bedde uit.
Ferguut heette de jongen, die den ploeg dreef, en hij zag den koning met zijn ridderen rijden. O! de arme Ferguut. Hij was gewoon aan het moeilijke werk, en niet geleek hij de zoon van een rijk man.
Was het Ferguut, de arme boerenjongen, dapper en koen te paard gezeten, gewapend met schild en speer, met spiets en bijl? De arme Ferguut! Hij kende de wereld nog niet, met allen strijd, want achter den ploeg was hij gegaan, zijn leven lang. Zijn moeder schreide. Hij echter trok vroolijk van zijn huis, het duistere leven tegemoet; op den eersten weg, dien hij ging, verdwaalde hij.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek