Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 oktober 2025
Allen, die tot aan de Donau wonen, kunnen mij niet beletten te gaan." De oude ridder deed geen moeite meer, om den jongen man tegen te houden. Milde berusting was er in zijn gebaar. "Vriend ," zeide hij, "God moge u beschermen. Het doet mij leed, dat gij niet wilt blijven." Ferguut antwoordde hem niet. Hij reed heen, het schild aan zijn hals, de speer in de hand.
Hij boog het jonge hoofd. Ferguut wilde nachtverblijf zoeken in de stad, o de arme jongen! Wreed was de wereld, niemand sprak er tegen hem, niemand zeide: "Kom bij mij. Bij mij vindt gij hedennacht rust." Stil reed hij, hoog-geheven de speer. Het begon te regenen, het water stroomde uit de donkere lucht, en nat werd Ferguut tot aan zijn huid.
In welk land zijt gij geboren, waar wilt gij heen? Zeg mij, wat er met u is geschied en noem mij uwen naam. "Heer " sprak vroom de knaap hij had niet op het gelach der spotters gelet "ik heet Ferguut, en om uwentwil aanvaardde ik den tocht, al waren mijn vader en moeder boos, dat ik u zoo verre volgde. Ik wil u met mijn raad bijstaan."
Door mij is tevens geraadpleegd het werk van L. G. Visscher . Men begrijpt, dat door mij het werk van Visscher reeds hierom wordt gewaardeerd, omdat deze ervoor heeft gewaakt, dat de "Ferguut" voor mij de mooiste ridderroman uit den Fabelkring van de Ronde Tafel is blijven leven in veler belangstelling.
"Ik heb verworpen, wat in mijn hand lag," kreet Ferguut, "wee mij! dat ik gaan moest naast hen, die de liefde kennen, en dat ik daarom schreien moet. Heel mijn leven dien ik haar te zoeken dag en nacht tot ik haar vind. Kwam er een ridder, om mij 't harte uit te rijten kwam er een ridder, die mij dooden zou, om mij van mijn smart te bevrijden." De goede man greep hem vast.
"Niet wil ik strijden met u neen! met u niet. Maar ik wil u dienen." Hij zette den helm af, en vertoonde zijn gelaat aan Gawein. Vol blijdschap en verrukking zag hem de oude ridder aan. Dit was Ferguut, de jonge held. Hij voerde hem tot den koning: "Dit is de jongeling " riep hij, "die Keye het scheenbeen heeft gebroken, omdat hij met hem kortswijl heeft gedreven, in uw hof.
"Het zijn de koning en de ridderen van de tafelronde," antwoordde de knaap, "het zijn de heeren van 's konings raad." Droomerig zeide Ferguut, de arme jongen achter den ploeg: "Ik zal gaan naar 's konings hof, om te wezen van zijn gevolg, en van zijn raad. De boozen zal ik van hem verjagen." Weg reed de dienaar. Ferguut echter spande de paarden van den ploeg, en liep snel naar zijn's vader's huis.
Hieruit hoorde de kamerheer, hoe onnoozel Ferguut was. Hij vond behagen in den knaap, die nog zoo weinig van het leven af wist en wien daarom nog zoovele gevaren wachtten. Zou hij niet alleen om enkele uitdagende woorden van Keye, den zwarten ridder gaan bevechten, van wien nog nooit iemand levend was wedergekeerd? Arme Ferguut!
De bewerker schijnt slechts hier en daar een opmerking van moralizeerenden aard ingevoegd te hebben . Op vaster grond staan wij bij de bewerking van den Ferguut. Het is mogelijk doch niet waarschijnlijk, dat wij deze bewerking te danken hebben aan twee dichters, waarvan de tweede zijn werk bij vs. 2593 zou hebben begonnen.
De roman van Ferguut heeft naar den inhoud iets eigens. FERGUUT immers is de zoon van een rijken dorper, wiens vrouw echter met den adel is vermaagschapt. Terwijl hij achter den ploeg loopt, komen eenige gezellen der Ronde Tafel, die op een wit hert jagen, voorbij. Verlangen om te worden als zij bevangt den jongen dorper.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek