Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 25 oktober 2025


"Als ik mij niet laat misleiden door de onzekerheid, de partijdigheid eener teedere herinnering, dan bestaat tusschen hen beiden een sterke gelijkenis, zoowel innerlijk als uiterlijk, dezelfde warmte van hart, dezelfde vurigheid van verbeelding en geest. Deze dame was eene mijner naaste bloedverwanten, reeds jong wees geworden, en onder de voogdijschap van mijn vader geplaatst. Wij waren bijna even oud, en van jongsaf speelgenooten en vrienden. Ik kan mij den tijd niet herinneren, waarin ik Eliza niet liefhad; en toen wij ouder werden, was mijn genegenheid voor haar zoo innig, dat u, die mij beoordeelt naar mijn tegenwoordigen triesten en vreugdeloozen ernst, mij wellicht niet tot zulk een sterk gevoel in staat zoudt kunnen achten. Haar liefde voor mij was, geloof ik, vurig als die van uwe zuster voor den Heer Willoughby, en niet minder ongelukkig, al was het door eene andere oorzaak. Toen zij zeventien jaren was, moest ik haar voor altijd verliezen. Zij trouwde werd tegen haar zin uitgehuwelijkt aan mijn broeder. Haar fortuin was aanzienlijk en ons familiegoed stak diep in schulden. Dat is alles, vrees ik, wat gezegd kan worden ter vergoelijking van het gedrag van hem, die haar oom en voogd was. Mijn broeder verdiende haar niet; hij had haar zelfs niet lief. Ik had gehoopt, dat haar genegenheid voor mij haar onder alle moeilijkheden zou staande houden, en een tijdlang was dit ook zoo; doch op den duur kon haar standvastigheid geen weerstand bieden aan de smart die zij moest verduren; want zij werd zeer hard behandeld, en hoewel zij mij had beloofd, dat niets... maar hoe ongeregeld is mijn verhaal! Ik heb u nog niet verteld, hoe het zoover kwam. Slechts enkele uren voor wij te zamen wilden vluchten naar Schotland, werden wij verraden door het bedrog of de domheid van de kamenier mijner nicht. Ik werd verbannen naar het huis van een zeer veraf wonenden bloedverwant en haar werd alle vrijheid, alle omgang, elk vermaak ontzegd, tot mijn vader zijn zin had gekregen. Ik had te veel op haar kracht vertrouwd, en de slag trof mij zwaar; doch als haar huwelijk gelukkig was geweest, dan had ik mij, zoo jong als ik toen was, er na eenige maanden mede moeten verzoenen; of ik had het althans nu niet behoeven te betreuren. Maar dat was niet het geval. Mijn broeder had haar niet lief; hij jaagde ongeoorloofde genoegens na, en van den beginne af heeft hij haar hard behandeld. Maar al te natuurlijk waren de gevolgen van die behandeling, in hun uitwerking op een geest, zoo jong, zoo levendig, zoo onervaren als die van Mevrouw Brandon. In het begin droeg zij gelaten haar ellende, en het zou gelukkig zijn geweest, zoo zij gestorven ware, eer zij de droefheid verwon, die de herinnering aan mij in haar placht te wekken. Maar is het vreemd, dat zij ten val werd gebracht, met een echtgenoot, die haar uitlokte tot ontrouw, en zonder één vriend, die haar raden of weerhouden kon? (want mijn vader stierf een paar maanden na hun huwelijk, en ik was met mijn regiment in Indië). Was ik in Engeland gebleven, misschien... doch ik meende beider geluk te bevorderen door haar voor lange jaren te verlaten, en met dat doel had ik om overplaatsing verzocht. De schok, dien ik ondervond bij het vernemen van haar huwelijk," ging hij voort, met een stem, die zijn heftige ontroering verried, "was gering, was niets, vergeleken bij wat ik voelde, toen ik twee jaren later hoorde, dat zij gescheiden was. D

Zij had haren man wel van hare vrees willen spreken, maar zij bedwong zich. "Neen, neen, hij heeft zelf al genoeg te dragen," dacht zij. "Neen, ik wil het hem niet zeggen. En buitendien, het is ook niet waar: Mevrouw bedriegt ons nooit." "Kom, Eliza, lieve vrouw," zeide George treurig, "houd u nu maar goed en vaarwel. Ik ga heen." "Heen, George waarheen?"

34 degene, die zich wreekte, Eliza, die toen hij na Elia's hemelvaart gezien te hebben, op weg naar Bethel door kinderen bespot werd. Hij vervloekte ze en ze werden door beren verslonden. Zie Koningen II. 2. 23, 24. 62 Deidamia, Achilles' verloofde, van wie Ulisses hem scheidde, door hem naar Troje te doen vertrekken.

Ik heb hem trouw elken cent betaald dien ik verdiende, en iedereen zegt, dat ik braaf gewerkt heb." "Ja, het is ijselijk," zeide Eliza, "maar hij is toch uw meester, moet ge denken." "Mijn meester! En wie heeft hem mijn meester gemaakt? Dat is het wat ik denk welk recht heeft hij op mij?

"Niets, behalve dat Eliza na het diner zeer ontsteld en schreiende hier kwam, en zeide dat gij met een handelaar aan het spreken waart, en dat zij hem een bod had hooren doen naar heur kind dat onnoozele gansje!" "Zoo, zeide zij dat?" zeide Shelby, den brief weder opnemende, waarop hij een poos al zijne aandacht scheen te vestigen, niet bemerkende dat hij dien het onderste boven hield.

"Zoo, daar is Michael en Stephen en Amariah," riep Phineas met blijdschap uit. "Nu zijn we behouden zoo goed alsof wij daar al waren." "Maar blijf dan nog even," zeide Eliza, "en doet iets voor dien armen man. Hij kermt zoo akelig." "Het zou niet meer dan christelijk wezen," zeide George. "Laten wij hem maar optillen en medenemen" "En hem onder de kwakers genezen!" zeide Phineas.

De kamer had eene groote kast, die met eene andere deur in de gang uitkwam. Toen Mevrouw Shelby Eliza wegzond, had deze in haren koortsachtigen angst om die kast gedacht. Daar verborgen en met haar oor dicht voor eene reet in de deur, had zij geen woord van het gesprokene gemist. Toen de stemmen zwegen, stond zij op en sloop stil heen.

"Vriend George," zeide Simeon uit de keuken, "luister eens naar dezen psalm; hij zal u misschien goed doen." George schoof zijn stoel naar de deur, en Eliza, hare tranen afdrogende, kwam ook nader om te luisteren, terwijl Simeon las: "Maar mij aangaande, mijne voeten waren bijna uitgeweken, mijne treden waren bijkans uitgeschoten. Want ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddeloozen vrede.

Op dit oogenblik wist Sam zijn hoed te laten afwaaien en deed daarbij een luiden, eigenaardigen uitroep, die haar deed schrikken. Zij trad achteruit, en de geheele troep reed het venster voorbij naar de voordeur. Duizendvoudige kracht scheen Eliza in dat eene oogenblik te worden ingestort. Hare kamer kwam met eene zijdeur op de rivier uit.

George keek over de rotsen heen en zag hen beproeven om den loggen Tom op een paard te tillen. Na een paar vruchtelooze pogingen zwaaide hij duizelend om en viel met een slag op den grond. "O, ik hoop maar dat hij niet dood is," zeide Eliza, die nu met al de anderen stond toe te zien. "Waarom?" zeide Phineas. "Het zou niet meer dan zijn loon zijn."

Woord Van De Dag

cnapelinck

Anderen Op Zoek