United States or Jersey ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ieder zegt, dat het een beeldig buitengoed is." "U hebt Kolonel Brandon al lang gekend, niet waar?" "O ja, heel lang al; sedert mijn zuster trouwde. Hij was een van Sir John's beste vrienden. Ik geloof," voegde zij er iets zachter bij, "dat hij blij zou geweest zijn, als hij mij had kunnen krijgen. Sir John en mijn zuster hadden 't graag gezien.

"Brandon is nu zoo iemand," zei Willoughby eens, toen zij samen over hem spraken, "die door ieder wordt geprezen, en om wien niemand geeft; die steeds met blijdschap wordt begroet; maar wien iedereen vergeet aan te spreken." "Dat is nu juist de indruk, dien hij ook maakt op mij," riep Marianne. "Daar behoef je je niet op te verheffen," zei Elinor; "want het is van jullie allebei onrechtvaardig.

Van hare maatregelen hingen die harer beide vrienden af; Mevrouw Jennings kon Cleveland niet verlaten, zoolang de Dashwoods er logeerden, en op aller verlangen werd Kolonel Brandon spoedig overgehaald, zijn verblijf aldaar als even vast, zooal niet als even onmisbaar te beschouwen.

"Dáar houd ik nu van; zóo moeten jongelui zijn. Zóo vurig in al wat ze doen, dat ze niet willen weten van matiging, en geen vermoeidheid bespeuren." "Jawel, jawel, ik zie 't al aankomen," zei Sir John. "Ik weet wel, hoe 't zal gaan. Je hebt nu een goed oogje op hèm; voor dien armen Brandon is de kans verkeken."

Nu zou het natuurlijk te laat zijn voor een verkoop; maar zulk een verstandig man als Kolonel Brandon! hoe is 't mogelijk, dat hij zoo weinig vooruitziende is, in zulk een natuurlijke, van zelf sprekende zaak. Nu, het bewijst alweer, dat bijna ieder mensch in zeker opzicht inconsequent is. Maar nu ik het goed bedenk, zal de zaak hoogst waarschijnlijk deze zijn.

Mevrouw Jennings had zich van den beginne in het hoofd gezet, dat Marianne er nooit weer bovenop zou komen, en Kolonel Brandon, die niet veel anders had te doen dan Mevrouw Jennings' sombere voorspellingen aan te hooren, was niet in de stemming om hun invloed te weerstaan.

Zij werd, ondersteund door haar dochter en haren vriend, naar den salon gebracht, waar zij onder tranen van blijdschap, nog steeds niet bij machte te spreken, Elinor meermalen omhelsde, zich nu en dan van haar afwendend om Kolonel Brandon de hand te drukken, met een blik, die zoowel haar dank uitdrukte, als hare overtuiging, dat hij ten volle deelde in de blijdschap van het oogenblik.

Het bleek dat haar gissing juist was geweest, hoewel gegrond op een onbillijke en onware voorstelling; want Kolonel Brandon kw

"Ik zelf verlies veel erdoor," ging hij voort, "daar ik van zulk aangenaam gezelschap moet afscheid nemen, doch het spijt mij te meer, omdat ik vrees, u zonder mijne tegenwoordigheid geen toegang tot Whitwell te kunnen verschaffen." Dat was een slag voor hen allen! "Maar als u een briefje aan de huishoudster schreef, Mijnheer Brandon," zei Marianne haastig; "zou dat niet voldoende zijn?"

Deze werd haar medegedeeld, zoodra zij gelegenheid vonden tot een vertrouwelijk onderhoud. "Eindelijk zijn we dan alleen," zeide hare moeder. "Mijn lieve Elinor; je weet nog niet, hoe gelukkig ik ben. Kolonel Brandon heeft Marianne lief; hij heeft het mij zelf gezegd." Haar dochter, die zich beurtelings blijde en bedroefd, verrast en niet verrast gevoelde, was een en al zwijgende aandacht.