Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 mei 2025
Zacht trok hij zich uit Cosettes armen en nam zijn hoed. "Nu?" zei Cosette. Jean Valjean antwoordde: "Ik verlaat u, mevrouw; men wacht u." En op den drempel der deur voegde hij er bij: "Ik heb u Cosette genoemd; zeg aan uw echtgenoot, dat mij dit niet weder zal gebeuren. Vergeef mij." Jean Valjean verwijderde zich en liet Cosette verbaasd over dit raadselachtige vaarwel achter.
Jean Valjean werd weder volkomen gerust; wat Cosette betreft, deze dacht er weinig over na, of de kachelpijp wel juist in de richting der schaduw was, welke zij gezien had of meende gezien te hebben, en of de maan toen wel op dezelfde plaats aan den hemel stond.
"Gij hebt geen vader meer noodig, gij hebt een echtgenoot." Cosette werd driftig. "Heb ik geen vader meer noodig! Men weet waarlijk niet, wat men op zulke ongerijmde taal antwoorden zal."
Zoo dwaas kan men zijn! maar men rekent niet op den goeden God. De goede God zegt: "Gij verbeeldt u, dat men u zal verlaten! Neen. Neen, zoo zal 't niet gebeuren. Kom, er is daar een arm oud man, die een engel noodig heeft." En de engel komt; en men ziet zijn Cosette weder! en men ziet zijn kleine Cosetje weder. Ach! ik was zeer ongelukkig."
Jean Valjean liet "neen" antwoorden. Cosette vroeg niet verder, daar zij op de wereld slechts één behoefte had: Marius. Voegen wij hierbij, dat Marius en Cosette insgelijks afwezig waren geweest. Zij waren naar Vernon gegaan, waar Marius Cosette naar het graf van zijn vader had gevoerd. Allengs had Marius Cosette aan Jean Valjean onttrokken. Cosette had zich laten leiden.
"Welnu, dan zal ik er van nacht gaan logeeren. Breng er mij heen." "Wij gaan er heen," hernam het kind. De man stapte tamelijk snel voort. Cosette volgde hem zonder moeite. Zij voelde geen vermoeidheid meer. Nu en dan hief zij haar oogen tot dien man op, met een onbeschrijfelijke gerustheid en onbezorgdheid. Nooit had men haar geleerd zich tot de Voorzienigheid te wenden en te bidden.
Daar Cosette dezen weg was gegaan, koos hij dien boven alle andere. Jean Valjean kwam te huis, stak zijn kaars aan, en ging naar boven. De kamers waren ledig. Zelfs vrouw Toussaint was er niet meer. De treden van Jean Valjean maakten in de kamers meer gerucht dan gewoonlijk. Al de kasten waren open. Hij trad Cosettes kamer binnen. Er waren geen lakens op het bed.
Toen zij een jaar oud was, waren haar handjes heel klein. Zij zal nu groot zijn. Zij is zeven jaar oud. 't Is een jonge juffrouw. Ik noem haar Cosette, maar zij heet Euphrasie. Zie, van ochtend zag ik stof op den schoorsteen, en ik dacht, dat ik spoedig Cosette zou wederzien. Mijn hemel! hoe verkeerd is het, zijn kinderen in jaren niet te zien! Men moest bedenken, dat het leven niet eeuwig duurt.
Zou men haar niet voor een enkel oogenblik kunnen brengen? Ze kunnen haar terstond weder meenemen! Spreek, gij zijt baas, en zoo ge wildet...!" Hij nam haar hand en zeide: "Cosette is schoon: zij is welvarend, gij zult haar spoedig zien; maar wees nu stil. Gij spreekt te veel, en gij laat uw armen uit het bed hangen; dat maakt u aan 't hoesten."
Kortom, het was voor hem voldoende dagelijks Cosette eens te zien. Zijn geheel leven was in dat uur samengevat. Hij zette zich naast haar neer, aanschouwde haar zwijgend, of sprak haar van vroegere jaren, van haar kindsheid, van het klooster, van haar vriendinnetjes uit dien tijd.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek