Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 25 juni 2025


En wat er klinkt en zingt, De luide waterval, die van de rotsen springt, Het beekjen, ritslend door de velden, 't kwinkeleeren Der duizend zangers, die met wapperende veêren Het bosch doorkruisen of zich heffen naar 't azuur, 't Zijn klanken uwer stem, welluidende Natuur!

Gij, beekjen! zijt dezelfde steeds; Maar ik ach, hoe veranderd reeds! Gij ziet het knaapjen van weleer Nu als een man, een vreemdling, weêr. Aanschouw mijn trekken! gij hervindt Geen enklen zweem van 't zorgloos kind, Dat eenmaal dartelde aan uw zoom. Vervlogen is der jonkheid droom, Dien 't hart uit gouden draden spon, Te schoon dan dat hij duren kon.

Als dan de lente, lang verwacht, Verscheen in de eerste bloemenpracht, Als 't gras, fluweelig uitgespreid, Doorvloeid was van welriekendheid: Dan vlood de knaap de doffe kluis, En voelde eerst aan uw zoom zich thuis! Dáar hoorde hij den kwartel slaan, Dáar lachte hem 't viooltjen aan, Zoo jong en frisch, zoo frisch en blijd, Als gij, mijn beekjen! zelve zijt.

Gij, beekjen! kent geen ouderdom; Uw hooge ahornen staan rondsom Wel groen en krachtig nog te prijk, Maar achtbren grijsaards nu gelijk. Zij leeren mij maar al te goed, Hoe snel de tijd is weggespoed, Sints ik, niet zonder huivering, Voor 't eerst mij neêrzette in hun kring. Maar gij, mijn beekjen! vloeit maar toe, En wordt des rennens nimmer moê.

Maar op zeekren vroegen morgen, Als het dorpjen lag te slapen, En de mist daarhenen rolde Als een geest bij 't ochtendkrieken, Ziet! daar zag hij, nederblikkend, In een weide een jonkvrouw wandlen, Die er eenzaam lelies plukte Bij een beekjen in de weide.

Gij, beekjen! welt met zacht geluid Onopgemerkt uw woudbron uit; Gij vormt een kleinen waterval, Terwijl gij nederspringt in 't dal; Dan effent gij uw golfjens weêr, En zoekt de schaduw als weleer. Hoe dikwerf, in mijn jonge jeugd, Hebt gij mijn speelziek hart verheugd!

De gaarden zijn verwilderd, met distels overgroeid, Geen struikjen geeft er schaduw, geen beekjen dat er vloeit. Des Konings naam verkondigt geen lied, geen heldenboek; Verzonken en vergeten! dat is des Zangers vloek! Wat wondre weemoed grijpt u aan Bij 't huis, waar ge eens het oog van vrienden hebt zien blinken, Wanneer daar andre stemmen klinken, En vreemden op- en nedergaan!

Zoo wekt de wind, die in de blaadren fluistert, En rimplend 't meer en 't murmlend beekjen kust, Zoo wekt ook 't lied, dat 's dichters oor beluistert, Den God der Liefde uit lange winterrust..." De zanger zweeg, en zij die hem aanhoorde, en zich al digter en digter aan zijne zijde had gevleid, sprak niet, maar zag naar hem op met hare betooverende oogen, stralend ditmaal van een ongewonen gloed.

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek