Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 3 mei 2025


Hij, die zoo blijd de minste vreugd genoot, Wien 't kleinste bloemtje' een heerlijk schouwspel bood, Wiens hart ontlook in elken zonneschijn; Hij, die zoo gaarne en vaak naar buiten trad, De starren groette aan 't eindloos heiligdom, En de Almacht, die de starren schiep, aanbad Hoe zal hij hier genieten, waar alom Hem 't Heilige der Heilgen opengaat, Waar hij de hóogste wondren gadeslaat!

Daarom ben ik nou maar zoo blijd, , da' wij ik en papa Napoléon achter z'n vodde hebbe gezete, dat ie van arremoei 't land uit most, zoo'n doerak ... Nooit, nooit nog he'k dáár 'n oogeblikkie spijt om gehad, al zal Racier niet licht gesjochte jonges an de galg helpe ... In die kerel knauwde 'k ommers al 't onrecht van de maatschappij, de macht van overheid en heerschappij ... èn 't groote kappitaal, waar ondergeteekede de grooste hekel an gezien het, nou!

Waar gij verschijnt, daar vluchten En duisternis en nacht en zwarte regenluchten; Gij zijt een heldre zon, een blijd en vroolijk licht; Door d'adem van uw mond verwekt gij vreugd en leven, Als zuivre koeltjes, die langs 't knoppig bloembed zweven, En 't blosje sterken op der rozen aangezicht.

Dus ik vertrek, en blijd da'k van dat wijf af ben, 'k had zitte knijpe. In Arnem staan netuurlijk weer die twee schilderhuize met de noodige schildwachte op mijn te wachte, want dat was al overal bekend. En 't zelfde liedje.

79 Ondertusschen werd door mij eene stem gehoord: "Eert den hoogen Dichter, zijne schimme keert weder, die verscheiden was." 82 Toen de stem had opgehouden en stil was, zag ik vier groote schimmen tot ons naderen: een voorkomen hadden zij noch droef noch blijd. 88 Dat is Homerus, oppermachtig dichter, de tweede is Horatius de satiricus, die komt, Ovidus is de derde, en Lucanus is de laatste.

Dit is een stille wensch, jongenslief! want ik wil u nog geen oogenblik van priktol of hoepel aftrekken, zonder u voor die vreugde iets anders te kunnen geven dan ... een wensch! Kinderrampen. Ik kom nog eens terug op het versje van Hölty. Hoe zalig als de jongenskiel Nog om de schouders glijdt! Dan is het hemel in de ziel, En alles even blijd.

16 Wij zijn gekomen tot de plaats waar ik u gezegd heb dat gij zien zoudt de treurende volkeren, die het goede des verstands hebben verloren." 19 En nadat hij zijne hand op de mijne had gelegd met blijd gelaat, waaraan ik mij vertroostte, bracht hij mij binnen de geheim gehoudene dingen.

Uilenspiegel en Lamme waren te Brugge, en ze lieten hunne kar in een beluik, om Sint-Salvatorskerk binnen te gaan; zij waren liever naar de taveerne gegaan, doch hunne tassche liet geen blijd gerinkel van geld meer hooren. Pater Cornelis Adriaensen, minderbroeder, een vuile, woedende, blaffende en schaamtelooze prediker, speelde dien dag zijne perten in den kansel der waarheid.

Hoe zalig, als de jongenskiel Nog om de schouders glijdt! Dan is het hemel in de ziel, En alles even blijd. Een hout geweer, een blikken zwaard Verrukken 's knapen borst, Een hoepel en een hobbelpaard, Dat draagt hem als een vorst. Voor u de geur van 't rozenbed En Filomele's zang! Hij speelt kastie, dat 's andre pret! Met rozen op de wang.

Als dan de lente, lang verwacht, Verscheen in de eerste bloemenpracht, Als 't gras, fluweelig uitgespreid, Doorvloeid was van welriekendheid: Dan vlood de knaap de doffe kluis, En voelde eerst aan uw zoom zich thuis! Dáar hoorde hij den kwartel slaan, Dáar lachte hem 't viooltjen aan, Zoo jong en frisch, zoo frisch en blijd, Als gij, mijn beekjen! zelve zijt.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek