Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 juni 2025
Hunne groote, ronde oogen schitteren in het schemerlicht als vuurbollen; hunne bewegingen geschieden zoo bedachtzaam en stil, dat geen enkel geluid aan het luisterende oor de aanwezigheid van een levend dier verraadt. Wee den zorgloos slapenden Vogel, op wien een blik van deze vurige oogen valt!
die, al med eens, en zorgloos, uit de hand van heuren Schepper spruit! Door Hem, en door geen menschenhand, lag hier een nederig zaad geplant; door Hem, op dezen oogenblik, ontlook het, en dien troost heb ik, dat, blomme, gij mij bidden doet, en wezen zoo ik wezen moet: aanschouwende en bevroedende in elk uiterste einde 't oorbegin,
Uit zijn pijp, in blauwe wolkjens, Steeg de zwoele damp ten hemel, Heel de warme lucht doorstroomend Met een droomerige zachtheid, Alle waatren lieflijk tintend, Alle scherpe heuvels rondend. Alzoo zond hij heinde en verre De Indiaansche zomerweelde, In de maand der schoonste nachten, Als in 't Noord de sneeuwjacht dwarrelt. Zorgloos droomde Shawondasee!
Denkt, ik ben oud nu, en ik sleet mijn jeugd In woesten krijg, terwijl gij zorgloos sliept; Denkt aan al 't bloed, dat ik voor Rome stortte, Aan meen'ge winternacht, die ik doorwaakte, Aan deze bitt're tranen, die gij nu De rimpels van mijn wangen vullen ziet, En schenkt mijn zoons, veroordeeld thans, genade; Hun hart is niet zoo slecht, als 't wordt gewaand.
Weg, sluier der verblinding! Het weten maakt ons wijs. Het menschelijk Verstand Ziet wel in 't rond, maar 't heeft tot grijpen slechts één hand. Vervul het met iets goeds; het zal niets ijdels zoeken. Maar laat geen ledigheid u 't zorgloos hart verkloeken. Ons weten schildert ons wat goed en kwaad is, voor, En dringt ook in ons hart, ter vruchtbre kennis, door.
Overreed van het eenig menschelijk schepsel te zijn in een land, dat ook geene verslindende of anders gevaarlijke dieren bevattede, was ik voorlang t' eenen maal zorgloos geworden, en ofschoon de ontmoeting met de kalkoenen een zonderlingen indruk op my gemaakt had, en my ook wel eenige achterdocht deed ontstaan, of er niet wellicht menschlijke bewoners in den omtrek zijn mochten, ik had nog niet weder gedacht om my te bedekken.
Die merken dan dat wij hier zijn en van plan om hen in de uitoefening van hun bedrijf te storen. Domkop, grijnsde Sandar mij aan. Nu naderde Osko. Ook hij nam het air aan van een zorgloos onbevangen mensch. Hij zag er niet uit als een rijkaard, en hij kwam ook zonder ongelukken voorbij. Nu moest Halef komen. Voor hem had ik alle reden tot bezorgdheid.
Gij, beekjen! zijt dezelfde steeds; Maar ik ach, hoe veranderd reeds! Gij ziet het knaapjen van weleer Nu als een man, een vreemdling, weêr. Aanschouw mijn trekken! gij hervindt Geen enklen zweem van 't zorgloos kind, Dat eenmaal dartelde aan uw zoom. Vervlogen is der jonkheid droom, Dien 't hart uit gouden draden spon, Te schoon dan dat hij duren kon.
Door meerderheid van krachten, Door yver, altijd schrap op voordeel, buit, of baat, Niet sluimrend in de rust, noch zorgloos tegen 't kwaad, En, door een' schrandren geest, by 't forsche lijf, gesteven, Scheen de eerstling na den val nog in zijn kroost te leven: Die zoon, dien Eva groette als nieuwgeboren' God, Die de aard verzoenen zou van 't doodlijk proefgebod! Hoe blind in 't lot, helaas!
En onontmoedigd, weederom zoek ik wat goed en eerzaam aan elk is, wien ik teegenkom want hoezeer onbesuisd en dom, toch ben ik niet onleerzaam. Ik acht mij maar een kleine man, bedeesd en zwak van krachten, doch welke macht ter waereld kan verslaan wie stijgt op vleuglen van zijn godlijke gedachten? 't Liefst ging ik als een zorgloos kind aan vaders hand door 't leeven.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek