Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 juli 2025


Zijn hoofd hing langer niet gebogen, Zijn regterhand niet strak op zij; Er luchtte een fierheid uit zijn oogen, Die aanspraak maakte op heerschappij Hij voelde zich ter helft weêr vrij. En toch, schoon 't onbesuisd geschater, Om 't wild gebaar verknocht aan 't lied, Weêrgalmde langs het bosch van riet, Dat spiegelde in het effen water, Toch lachte bij van harte niet.

Het antwoord dat ik haar geven kon was, zooals gij wel raden kunt, bon papa! zeer geruststellend voor u," voegde Francis er met een ondeugend glimlachje bij; "hoe zij het opvatte weet ik niet, want wij raakten op dat oogenblik in een moeielijk parket. Een troepje jongelui van die soort, die meer op de sociëteit studeert dan in de collegiekamer, kwam arm in arm gestrengeld op ons aanhorten, onder niet al te vleiende toespraak, hetzij freule Roselaer in Utrecht eene bekende en weinig beminde persoon was, hetzij iets in haar of in mijn voorkomen den spot- of plaaglust opwekte dier onwaardige muzenzonen. Waarheid is, dat haar hoed eenige modes ten achter was, en de mijne ook niet naar het laatste plaatje; daarbij zij met haar ouderwetschen boiteux, ik met mijn regenmantel, beiden zonder crinoline; zij, omdat haar leeftijd haar ontsloeg aan zulke dwaasheid mee te doen, ik, omdat ik nooit iets navolg dat ik belachelijk vind en niet verkoos mij door een cage te laten omsluiten, zagen wij er, ik moet het erkennen, niet uit als zulke élégante dames, die voor diergelijke jongelui genoegzaam attraits hebben om hunne courtoisie uit te lokken. Toch hadden ze ons gemis aan élégantie, dat hen niet deerde, als eene zeer verschoonlijke fout kunnen overzien en ons ongemoeid laten voorbijgaan, maar het omgekeerde scheen hun meer piquant. Zij stelden zich in onzen weg, sloten een kring om ons heen onder het toewerpen van allerlei ongepaste benamingen, waarvan "ohé! slappe juffrouw!" "ohé! mamsel boiteux!" en "hoed! hoed!" nog de minst onwelvoegelijke waren. Ziet gij, neef Leo! ik ben geen prude, die een vies mondje trekt als zij een hartig woordje zou moeten spreken: je nomme un chat, un chat, als het er op aankomt, maar lafheid en zoutelooze aardigheden ergeren mij op het hoogste, vooral van jongelieden uit den zich noemenden beschaafden stand. Ik verkoos hier geen lijdelijk slachtoffer te blijven, en ware ik alleen geweest, ik had er mij met mijne parapluie onder den arm wel doorgewerkt, maar ik mocht eene dame van tantes leeftijd niet blootstellen aan hunne represailles. Gij zegt altijd, grootpapa, dat ik zoo onbesuisd te werk kan gaan als men mij driftig maakt, en ik beken het gaarne, daar is wat van aan; maar in dezen verdien ik uw lof. Ik bleef uiterlijk kalm tegenover hen staan, trof hen niet dan met den gloed mijner verontwaardiging die uit mijne oogen lichtte, en begon hen dapper de les te lezen over de weinige humaniteit die zij, wetgevers, litteratoren en theologanten in dop, betoonden jegens personen die hun niets in den weg hadden gelegd. Ik zei hun ronduit dat zij zich schamen moesten over zulke manieren, die men op zijn best in gamins kon verschoonen; enfin, ik weet niet recht meer de juiste termen die ik gebruikte bij mijne allocutie; maar het bleek dat zij doel troffen. Enkelen dropen zwijgend af, anderen weken beschaamd ter zijde, een hunner zelfs begon zijne excuses te maken en bood zich aan, ons geleide te geven tot onze woning, eene hoffelijkheid die wij dankelijk afsloegen, zooals gij denken kunt; daarbij hadden wij maar eene straat over te steken om bij den notaris van Beek te zijn, waar de freule wezen moest; zij dankte mij met zekere warmte voor mijn bijstand, prees mijne kloekheid en tegenwoordigheid van geest, doch hield mij voor, dat zulke overwinningen op den publieken weg eigenlijk niet te pas kwamen voor eene jonge dame van mijn stand. "Encore une victoire et me voil

Tegenover hen, die van het vaak bijeenroepen van de algemeene vergadering der burgers gevaar duchtten voor den staat, tuchteloosheid, anarchie, bracht Rousseau in herinnering dat de besluiten der algemeene vergaderingen in alle tijden vol wijsheid en dapperheid waren geweest, nimmer onbesuisd noch lafhartig.

Zij dacht aan het geluk, dat wist ze wel, en zij had ook nog het vage gevoel, dat zij zich er onbegrijpelijk veel van had voorgesteld, toen, van dat toekomstige levensgeluk. Wat was zij een buitensporig en wild schepsel geweest, als kind. Dat was later al gauw overgegaan. Wanneer men eenmaal een groot mensch is, beweegt men vanzelf zijn leden minder onbesuisd en wordt het heele leven stemmiger.

Meestal zijn de ongevallen toe te schrijven aan te onbesuisd of te hartstochtelijk spel. Gelukkig dat het spelreglement hiertegen zooveel mogelijk waakt, doordat het den scheidsrechter de opdracht geeft, om met vastgestelde straffen voor verschillende overtredingen tusschenbeide te komen. Spel, dat gevaar oplevert of op kan leveren voor lichamelijk letsel wordt ten allen tijde gestraft.

En onontmoedigd, weederom zoek ik wat goed en eerzaam aan elk is, wien ik teegenkom want hoezeer onbesuisd en dom, toch ben ik niet onleerzaam. Ik acht mij maar een kleine man, bedeesd en zwak van krachten, doch welke macht ter waereld kan verslaan wie stijgt op vleuglen van zijn godlijke gedachten? 't Liefst ging ik als een zorgloos kind aan vaders hand door 't leeven.

Haar opgeruimde ernst heeft uwe zuster Atossa van een onbesuisd kind in eene zedige jonkvrouw herschapen! Roep nu de meisjes, die beneden in den tuin spelen, opdat wij haar mededeelen, dat zij door uw tusschenkomst eene nieuwe vriendin rijker zullen worden."

Zoo predikte Luther, achtmaal in de acht dagen, tegen den beeldenstorm en de dwepers. Zijn wapen, ook in dezen strijd, was de Bijbel. En hij overwon. Hij noodzaakte de valsche profeten om Wittenberg te verlaten, en Carlstadt, om niet meer zoo onbesuisd te werk te gaan. En zoo gelukte het hem, onder Gods zegen, de gemoederen tot bedaren te brengen en orde en rust in de stad te herstellen.

Eigenlyk zou Minos vooral in hoedanigheid van aanstaand zielenrechter in de Onderwereld billykheidshalve verplicht geweest zyn, de zaak wat grondiger te onderzoeken voor hy zoo onbesuisd het beleg sloeg voor Alkathoë. Maar men is niet volmaakt. Koning Nisus was in 't bezit van twee byzonderheden.

Ik heb die gewoonte maar ééns gezien, en toen maar half, want ik liep onbesuisd op twee of drie vogels in en joeg ze op, eer ik de vertooning kon waarnemen.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek