United States or Zambia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wij hadden reeds geruimen tijd zoo gezeten en ik begon al vrijwel mijn geduld te verliezen, toen wij aan den rechterkant eenig geruisch vernamen. Luister, daar komt iemand, zei Sandar, en greep naar zijn bijl. Misschien zijn zij het wel! Neen, antwoordde zijn broeder. Het is maar een enkele ruiter. Kijk, daar komt hij den hoek om. Ik keek om en zag mijn vriend Omar aankomen en wel geheel alleen.

Ik boog deemoedig het hoofd en zeide: Dat staat dan zeker wel in het boek des levens geschreven. Beiden barstten in lachen uit. Zeg eens Bibar, de kerel weet zelf niet hoe sterk hij is, zeide Sandar. Deze keek mij echter wantrouwend van het hoofd tot de voeten aan en hernam: Dat is niet alleen reuzenkracht, maar ook oefening. Deze greep doet men hem slechts na langdurige oefening na.

Hij gilde het uit van de pijn en wilde zich los rukken, maar kon niet. Hij voelde de pijn door zijn geheele lichaam, zoodat hij zich machteloos op den grond het vallen. Op dien schreeuw kwam zijn broer naar ons toe. Wat is er gebeurd, Sandar? Taury hakky Bij God, dat begrijp ik niet! antwoordde hij terwijl hij opstond. Die man heeft mij met één hand op den grond geworpen.

Die merken dan dat wij hier zijn en van plan om hen in de uitoefening van hun bedrijf te storen. Domkop, grijnsde Sandar mij aan. Nu naderde Osko. Ook hij nam het air aan van een zorgloos onbevangen mensch. Hij zag er niet uit als een rijkaard, en hij kwam ook zonder ongelukken voorbij. Nu moest Halef komen. Voor hem had ik alle reden tot bezorgdheid.

Toen sprong hij op en greep mij bij den arm. Blijf of ik geef je.... Een uitroep van Bybar deed hem verstommen. Deze had eerst naar ons gekeken, doch werd nu Halef gewaar. Stil, een vierde ruiter! riep bij uit. Sandar keek naar den straatweg, Júk gúrúltú Duizend donders! riep hij uit. Wat een prachtig paard! Dat is de vreemdeling, dat moet hij zijn! Neen, de ruiter is te klein!

Denk eens, de een, die Bybar heet, terwijl zijn broer zich Sandar noemt, komt op een avond hier de plaats oprijden, stijgt af, loopt in de kamer heen en weer, zonder zich om de aanwezigen te bekommeren, en eischt lood en kruit van mij. Van u, den Kiaja? Dat is sterk! Brutaler kon het niet. Had ik hem gegeven wat hij vorderde, dan had ik er mijn goeden naam bij ingeboet. Ik weigerde dus.

Ik had ook geen gelegenheid om het schieten te voorkomen. Er werd gevuurd voor ik het kon verhinderen, maar de kogels kwamen, wie weet hoever, achter Halef terecht. Hem achterna! riep Sandar, die buiten zichzelf was bij de gedachte dat het kostbare beest hem zou ontgaan. Daar ginds houdt het bosch op, en kunnen wij beter mikken!

Die stoot benam mij den adem; maar in het volgend oogenblik sprong ik op, pakte hem met beide handen in den gordel, hief hem in de hoogte en smakte hem tegen den stam van een boom, die op grooten afstand stond, waar hij bewusteloos bleef liggen. Toen werd ik van achteren beetgepakt. Schoft! daar zult ge voor boeten! riep Sandar die intusschen naderbij gekomen was.

Zij hadden mijn briefje dus gezien en gelezen. Hij naderde zeer langzaam, het hoofd voorover, als in gedachten verzonken. Hij keek nog rechts noch links. Zullen wij? vroeg Bibar, terwijl hij naar zijn geweer wees. Neen, antwoordde Sandar. Die kerel heeft niets, dat kan men zoo wel zien. Zij geneerden zich volstrekt niet meer om in mijn tegenwoordigheid over hun eigenlijk handwerk te spreken.

Omar reed voorbij zonder op te kijken, hij had begrepen dat dit het allerbeste was. Na verloop van eenigen tijd zei Sandar: Daar komt er weer een. Alweer zoo'n kale jakhals! Maar moeten wij ze allemaal maar voorbij laten rijden? Ja, want ge moet bedenken dat onze schoten gehoord kunnen worden. Natuurlijk door de Skipetaren die hier verborgen zijn, merkte ik onnoozel op.