Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 13 juni 2025


Zij zullen denzelfden weg volgen, waarlangs zij gekomen zijn; want een anderen kennen zij niet. Zij moeten dus in onze handen vallen. Het beste is, dat wij hen opwachten in het struikhout, waar het vrije veld begint. Goed zoo, stemde Bybar in, wiens klankgeluid verried dat zijn mond en neus gewond waren. Wij zijn met ons vieren, en zij ook. Ieder van ons neemt er dus een voor zijn rekening.

De een had een pleister op de bovenlip, en zijn neus had de kleur van een blauwe pruim. Dat is Bybar geweest, dien ik met een houw de bovenlip had opgescheurd. Maar hij droeg toch een baard? Dan heeft hij dien afgeknipt om een pleister op de scheur te kunnen leggen; mijn broer zal dat wel weten. Hij sprak in het geheel niet. Zijn broer deed het woord.

Toen sprong hij op en greep mij bij den arm. Blijf of ik geef je.... Een uitroep van Bybar deed hem verstommen. Deze had eerst naar ons gekeken, doch werd nu Halef gewaar. Stil, een vierde ruiter! riep bij uit. Sandar keek naar den straatweg, Júk gúrúltú Duizend donders! riep hij uit. Wat een prachtig paard! Dat is de vreemdeling, dat moet hij zijn! Neen, de ruiter is te klein!

Denk eens, de een, die Bybar heet, terwijl zijn broer zich Sandar noemt, komt op een avond hier de plaats oprijden, stijgt af, loopt in de kamer heen en weer, zonder zich om de aanwezigen te bekommeren, en eischt lood en kruit van mij. Van u, den Kiaja? Dat is sterk! Brutaler kon het niet. Had ik hem gegeven wat hij vorderde, dan had ik er mijn goeden naam bij ingeboet. Ik weigerde dus.

Terstond legde ik op hem aan. Hij was aan mijn genade overgeleverd, maar ik wilde hem niet dooden en mikte dus op zijn linker-elleboog, dien hij mij voorhield. Ik trok af. Hij liet zijn geweer vallen, gaf een gil en viel van het dak naar omlaag. De ander wendde zich oogenblikkelijk om, sprong zijn gewonden makker achterna en vluchtte naar het vuur. Het was Bybar, de Skipetaar.

En wat deedt gij toen? Ik sprong terstond achter een dikken boom en trok mijn pistolen. Toen kwam die Bybar uit het boschje te voorschijn. Hij zat op zijn muisvaal paard, en riep mij onder hoongelach toe, dat hij nu getoond had, wat mij te wachten stond; later zou hij beter raken. Daarna reed hij weg. En hebt gij hem nog weer ontmoet? Neen.

Met één flinken sprong was ik bij hun paarden, en in minder dan geen tijd had ik deze losgebonden. Ik nam de zweep uit mijn gordel en sloeg naar hen. Eerst steigerden zij, en renden toen in volle vaart het bosch in, waar zij echter niet verder konden komen daar zij aan hun teugels moesten blijven hangen. Nu kwam ik weer te voorschijn en riep den beiden Skipetaren toe: Sandar, Bybar, halt!

Nauwelijks had ik Halef gezien en die weinige woorden met Sandar gewisseld, of hij was al bij ons en vloog, als een pijl, door den hollen weg. Houdt hem! Schiet hem van zijn paard! Gauw, gauw! riep Sander, terwijl bij naar zijn geweer greep. Ook Bybar richtte het zijne, trachtte althans het te doen, want de snelheid waarmee het paard voorbij reed, liet er hem geen tijd toe.

Hebt gij niet zelf erkend, dat de Aladschy's struikroovers en moordenaars waren? Ja, want dat weet toch iedereen. En toch hebt gij Bybar niet gevangen genomen, toen hij in uw macht was! En mij, een man, van wiens verleden gij niet het minste kwaad weet, mij wilt gij zoo maar terstond in de gevangenis laten zetten! Hoe rijmt zich dat? Heer, het is mijn plicht, antwoordde hij verlegen.

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek