Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juni 2025
't Ging met haar als met een vogel, die nooit de vrijheid heeft gekend, nooit op trillende wieken het zonnelicht al zingende is tegemoet gesneld, nooit rondgedarteld heeft in de takken en twijgen der boomen. Hij beschouwt immers zijne kooi als de wereld en haakt niet naar de vrijheid. Ook Prascovia had de schoone wereld met al hare heerlijkheden niet gekend.
"Is dat nu die fontein?" vroeg Van der Wieken, die de Fransche litteratuur tot op Florian had bijgehouden. "Is het anders niet dan dit straaltje, dat uit den grond opkomt? Men had er meer partij van kunnen trekken, als men er bij voorbeeld een bronzen walvisch op had gemaakt."
Wat zij haar zoontje ook zou laten worden, zeî zij in zich zelve, geen kantoorbediende! en toen dat afgepraat was, liep ze eene reeks van beroepen door, en hare verbeelding schoot wieken aan, als hij eens een man in bonis wierd, als oom! Ja, die zou in staat zijn, als hij wilde, het jongske voort te helpen: was hij niet een oud vrijer, was Wim niet zijn petekind?
En het zou ons zijn, of ons de goudvederen uit onze wieken wierden uitgerukt. Het is dan ook niet te loochenen: de lieden der wereld leven anders. Zien op andere dingen. Zijn in geheel andere gedachten bezig.
Wier geurige adem zucht door rijs en wouden, En gloeien wekt, waar zielen wieken spanden, Tot die miljoenen traan en leed verbanden, En lachten, of zij nimmer weenen zouden: Gij juichte’, o, zomer! in mijn zielsverrukken, Toen mij uwe armen en Mathilde omvingen, En gij voor mij uw wereld scheent te smukken!
Wat gebogen was, heft zich op; wat weggedoken was, schudt zich de wieken vrij; wat verstomd scheen praeludieert op een lied; wat geen verf meer had, schiet zich kleuren aan. Alles is als wachtende op de herboorte. En deze komt, binnen weinig tellen. Zij komt met den wind, die den nevel verdreef; met de zon, die zich haast, om te stralen; met den gloed, die het vlietende leven terug roept.
"Deze vallei is toch zeer merkwaardig," zei Pierre Marie Payot tot de vrienden, die hij als gids naar den Montanvert geleidde. "Het is dan ook de bewondering en verrukking van alle reizigers, en wij zien op dit heerlijkste plekje der wereld de aanzienlijkste menschen uit alle landen." "Maar gij hebt toch Czaar Peter hier nooit gezien," viel Van der Wieken in, "zoo als wij bij ons."
Gij begrijpt: morgen mag ik niet meer kinderachtig zijn; vandaag ben ik nog uw eigen kleine Frits, morgen ben ik een jongeling, die op zijne eigen beenen staan, op zijne eigen wieken drijven moet." »Neen, Frits! ik mag u het voorbeeld niet geven van eene zwakheid, die.... die.... eigenlijk ondankbaarheid is.
Het gedruis van staal en snorrende wieken was om zijn top. Een wild gefladder wemelde er door de lucht om, van spookachtige verschijningen op vleermuizenvlerken, die er warrelden door elkaar. Zij veranderden in het bewegen van gedaante, als wisselden zij van vorm.
Andere, niet zoo sterk, zullen zich toch nog goed houden. Andere weder kunnen op hunne eigen wieken niet drijven; ach, zij hadden eigenlijk geene wieken. Sommige van de vroeg gekweekte hadden hun vollen wasdom nog niet bereikt en waren dun in de veeren.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek