Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juni 2025
"Ga nu, jonge vrouw," zegt zij. "Ik heb geen tijd meer. Ik moet op weg. Ga nu; maar hoed u voor hem, die op de wieken van den storm komt." En zij begint weer haar rusteloos heen en weer loopen. Haar trekken worden slapper; de oogen krijgen weer die zonderlinge uitdrukking, alsof ze naar binnen zien. De gravin en mevrouw Scharling kunnen niets anders doen dan heengaan.
Voor zich henen drijft hij den pestwalm, die om uwe hoofden zweefde, en onder zijne wieken voert hij mede de trezoren der vruchtbaarheid en des bloeis, der gezondheid en der kracht. Hij vernieuwt het gelaat des aardrijks. Hij vaagt het stof af van den oogst; de sluimerende groeikracht wekt hij op uit hare bezwijming. Verkwikkend gaat hij om, en deelt frissche teugen uit van welvaart en van leven.
Na het uitvliegen worden de jongen nog onderricht in 't beroep van de dieren hunner soort en leeren zij zelfstandig hun voedsel zoeken; eerst wanneer het kroost zoover gevorderd is, laten de ouders het op eigen wieken drijven.
"Kent gij een sterker bewijs voor Gods almagt?" vroeg hem Pierre Marie Payot. "Neen," riep Van der Wieken; "want... Hemel, ziet gij dat daar voor u? Zoudt gij niet zweren, dat dit een oliemolen was, en ziet, het is toch maar een ijsklomp."
Dat mocht zij ook straffeloos wagen. Maar nu.... wie midden in het leven staat, doet wél de wieken te laten rusten. Een sterveling die zich iets anders onderstaat, komt licht te dicht bij de zon, en dan gaat het hem als Icarus, en het was smelt er van weg. Neem dit van mij aan: Voor een kind is de phantasie als voedzaam brood.
Van Martigny ondernamen Pols en zijne vrienden de beklimming van den St. Bernard. Zij moesten evenwel hunnen reisgenoot van de vorige dagen vaarwel zeggen, omdat de waardige Van der Wieken een togt naar Saxon in den zin had, waar zich, zoo als hij toevallig vernomen had, eene stijfselfabriek moest bevinden.
Gij spreekt; de echo der bergen, de schoot der wateren, het dichte loover antwoordt u. Maar gij, gij overschreeuwt die allen. Wel moogt gij de stem des Heeren heeten. Voorzeker neen: geen ontgrendeld rotshol, geen gonzende knots, geen losgelaten vleugelpaard, geen adelaar met klappende wieken bracht u voort: gij zijt de stem des Almachtigen.
Daarna wijdde hij een eerbiedige gedachte aan zijn geliefde, en wierp zich op den eersten windmolen, waarvan hij met zijn speer een wiek dóorboorde. De wieken hielden echter niet stil, maar trokken den ridder met zijn paard de lucht in, totdat eindelijk de lans in stukken brak, en Rozinante met haar meester van een flinke hoogte naar beneden tuimelde.
Het nietig dorpje, met zijn spits kerktorentje, dat daar vlak onder lag, was als een nestje van geluk en poëzie; de oude, grijze molen stond met naakt-gekruiste wieken in zijn eenzaamheid te droomen en heel in het verschiet, heel licht en nauwelijks zichtbaar boven de eindelooze, dichte deining van de donkere boomenkruinen heen, verrezen de hooge torens van de verre stad, ijl als lichtbakens over de wijde uitgestrektheid van een zee.
Hij daalde al lager en lager, in schuine richting, langs onzichtbare treden, zonder een trilling van zijn wijd uitgespannen wieken. Nog lager, nog dichter bij; toen zag ik tot mijn verbazing dat zijn kop neerhing, alsof hij zwaar was, en niet op adelaarsmanier een zuivere lijn met lichaam en staart vormde.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek