United States or North Macedonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


En in mijn dolend hulkje, dat er glijdt Langs ’t kabblend zilver, zet hij zich; ik zie Hem teeder-blikkend over mij gebogen. Hij lacht mij aan, ontplooit de wieken wijd... Ik hoor een sluimerende melodie, En weet niet, wat mij lood-zwaar viel op de oogen....

Af en toe als het weer dreigde om te slaan of als de vogels en hun jongen verzadigd waren steeg Ismaques de lucht in, tot hij een geweldige hoogte bereikt had; dan bleef hij langzaam in kringen rondzeilen, met zijn breede wieken uitgespannen in den wind, alsof hij een gewone kiekendief was die plezier had en boven alles verheven op de wereld neerkeek.

Slechts de jagers weten iets van hem af en ze kennen hem voornamelijk als een prachtigen vogel, die met een verrast gekwetter naar de elzetoppen schiet voor hun honden, daar even op gonzende wieken zweeft om zijn richting te bepalen en dan van zijn gunstige uitkijkpunt op het oogenblik van zijn zegepraal òf dood valt bij 't knallen van hun geweren en 't ritselen van den hagel door het bladerscherm, òf anders snel wegzeilt in schuine lijn naar een andere schuilplaats tusschen de elzen.

Hoe het ook zij, wij moeten alles beproeven om onze tegenwoordigheid te verbergen. De molen, welke op het Verre Uitzicht staat, is te gemakkelijk te bespeuren. Laten Ayrton en Nab de wieken er af nemen. Laten wij ook de vensters van het Rotshuis met takkenbossen verbergen. Laten alle vuren worden uitgedoofd. Dat niets de tegenwoordigheid van den mensch verrade!" "En ons vaartuig?" vroeg Harbert.

Nog had de nacht haar wieken niet ontvouwd, Toen duister boven stroom en delling zweefde, Daar zit een man, die honderd jaar doorleefde, En oogt op ’t mijm’rend, zinkend avond-goud.... „Hier heb ik ’t eindelooze heir aanschouwd, Dat op één wenk ten dood, ten oorlog streefde, En zong in de’ avondstond, waar ’t zwerk van beefde... Dwaas, wie op de eeuwigheid der kracht vertrouwt!”

Zij haalde diep adem, terwijl zij, hoog in de lucht, bijna horizontaal over Etienne hing, neêrzwaaide en weder opvloog. Zij had een gewaarwording, alsof er een onmetelijke afgrond onder haar gaapte, en of zij hooger, steeds hooger in de blauwe lucht steeg, als op de wieken van een grooten vogel.

De huichelarij-zelve waren zij allengs minder afschuwelijk gaan vinden op het dorp dan in de stad; niet omdat zij toegeeflijker waren geworden omtrent eenigerlei ondeugd, maar omdat de ondervinding hen geleerd had dat in sommige kringen het veinzen van godsdienstigheid en deugd een minder groot maatschappelijk kwaad is, dan zeker drijven op eigen wieken, waarvan ongebondenheid en tot overlast worden in den regel het einde zijn.

't Was als een óveroude, grijze wijsaard, die daar stond; hij scheen te droomen in sereene rust, zoo eindeloos hoog en verre boven alles wat daarginds gebeurde; en de glinsterende sterren, die zich in den donkerblauwen hemel, door zijn naakte wieken spijkerden, waren als zoovele, tot flonkerend juweel versteende tranen van lang-verleden en vergane wee.

Juist honderd jaar nadat het eerste schip met leeftocht van de kust in zee gestoken was, kwam armoede en gebrek door de vensters binnen, honger spreidde zijne wieken uit en streek op het land neder, tweespalt liep trotsch over de straat, en voorts de huizen in, liefde kon geen steun langer vinden, en eendracht liep weg.

Aan den tegenovergestelden kant van den windsteller sloegen de armen der wieken in de lucht; van onderen rustten zij op het land en zooals ze nu stil waren en elkaâr bedekten, en 't was alsof er maar twee wieken waren, geleek de kolos op den romp van een reus die op zijn lans staat te rusten tusschen het koren in; en de saâmgevlochten knoedel boven op het stroodak was als de kam van een helm waaruit de panache is weggerukt.