Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 26 juli 2025


Ik liep in snellen pas een honderd meters en bleef dan even staan. Al de miljoenen sterren van den schoonen donkerblauwen hemel schenen voor mij alleen te tintelen en te bloeien. Wat was de wereld groot en mooi! Wat was het leven zalig! Ik stak een sigaret op en voelde mijn oogen glinsteren in den nacht.

Wier geurige adem zucht door rijs en wouden, En gloeien wekt, waar zielen wieken spanden, Tot die miljoenen traan en leed verbanden, En lachten, of zij nimmer weenen zouden: Gij juichte’, o, zomer! in mijn zielsverrukken, Toen mij uwe armen en Mathilde omvingen, En gij voor mij uw wereld scheent te smukken!

Het was er ineens, na eindelooze dagen van grijze eentonigheid; ineens, op een frisschen, prikkelenden morgen: velden en boomen wit-berijpt, de harde grond klinkend onder de voetstappen, de neusgaten der paarden dampend en de zon die nevelig-oranje aan den blauw-wazigen einder oprees met korte, gouden stralen, die alom miljoenen en miljoenen diamanten deden fonkelen.

Daar lagen ze, de schoone landouwen van vruchtbaarheid, in groote, vierkante of langwerpige partijen verdeeld: de naakte, hier en daar reeds omgeploegde stoppelvelden van de afgemaaide rogge, met de lange, lange rijen overeind-gekruiste schoven als omstrengelde gestalten in roerlooze aanbidding en liefde; de rijpende havervelden met hun miljoenen en miljoenen neerhangende klokjes, als zooveel stil-harmonisch klingelende, gouden belletjes; de goudgele tarwevelden, strak en statig opgerezen in stevige halmen, met de gesloten weelde van al hun rechtopstaande, nog gesloten aren.

En nu: miljoenen zijn door òns vergeten, Ons werd noch liefde voor hen ingescherpt, Noch haat: wij kunnen hen geen broeders heeten. En zal, als zand op òns de spade werpt, De blijde nazaat, wat wij waren, weten, Wiens voet de kiezels ònzer groeven knerpt?

Het was de volle, stille zomernacht met zijn miljoenen en miljoenen aan den somber-blauwen hemeltrans flonkerende sterren, en heel laag op den horizon een scheef hellende sikkelmaan, die langzaam aan, van gloed verdoovend, in het westen aan 't verdwijnen was.

Op hun zuilen van bruin licht waren de miljoenen groene vlammetjes der iepenblâren ontstoken, en in de bevende licht-zee boven het grasveld, waadde Mathilde, met drooge dwaas-verglansde oogen. Maar zij keek naar boven, en het viel op haar als een tintelende sneeuw van verukking.

Toen droomde weer de heilige stilte onder het twinkelend geflonker der miljoenen sterren, en iemand uit het donker groepje taalde: Toe, Soarelke, nog 'n vertellingsken. 't Es toch te scheun weer om noar bedde te goan. En Soarelke, na eventjes gekucht en wat gebromd te hebben, klopte de asch uit zijn pijpje, en begon met een ander verhaal...

Op 't oog, zoozeer hebt gij gefaald, Van trouwe min is 't minnesap verdwaald; En door die feil is echte min gedeerd, Niet valsche min tot echte min bekeerd. PUCK. Ja, één zij trouw; miljoenen, in 't gemeen, Doen eed op eed, maar houden er niet een.

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek