Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 mei 2025
De geheele gestalte is vol leven, en toch is er geen beweging aan waar te nemen. De geheele ziel van den Vos ligt in zijn aangezicht, en toch ziet dit er even onbeweeglijk en rustig uit, als hij zelf, die met het woestijnzand een geheel schijnt uit te maken. Op eens, één enkele sprong, door een kortstondig gefladder gevolgd: het Woestijnhoen is bezweken.
Lieve kinderen, je praat me mijn ooren doof! riep hij pedant uit en hij baande zich een doortocht tusschen al dat lichtkleurig gefladder en liep op een drafje naar den kleinen salon. Hij moest al die mama's, welke daar langs den wand hare dochters zaten te bewonderen, eens onderhanden nemen. Maar hij werd tegengehouden door Betsy, die met Emilie zat te spreken.
En toen de student daar zoo staarde in de schemering, verhief zich met krassend schreeuwen een grauw-witte gier hoog in de lucht en nu zag hij, hoe het witte gefladder, dat hij nog steeds voor den voortschrijdenden archivaris gehouden had, al die gier moest geweest zijn, ofschoon hij niet begrijpen kon, waar de archivaris dan opeens verdwenen was. „Hij kan ook wel in eigen persoon weggevlogen zijn, die archivaris Lindhorst,” zeide de student tot zichzelf, „want ik zie en voel nu wel, dat al de vreemde gedaanten uit de verre, wonderenrijke wereld, die ik anders slechts in zeer enkele merkwaardige droomen aanschouwde, in mijn bewogen waakbestaan zijn getreden en hun spel met mij drijven.
Men verdrong elkander, zeer ernstig van gelaat, zelfs ter wille van het kleinste staanplaatsje, onbarmhartig voor wanhopige lotgenooten, onder wie vele dames, met een overspannen zenuwachtigheid en een bont gefladder van lichte toiletten den tram omliepen, turende door de glazen of zij wellicht nog een zweem van een open plekje bespeurden.
Van 't krieken van den morgen tot aan de avondschemering zingt hij, telkens zich weer boven den bodem verheffend, met bijna sidderend gefladder langzamerhand al hooger en hooger stijgend, soms bijna verdwijnend voor 't oog, zonder pauze, met meer volharding dan iedere andere Vogel; hij beschrijft intusschen een wijde schroeflijn, keert allengs naar de plaats van uitgang terug, daalt meer en meer, stort zich met tegen het lichaam aangelegde vleugels als een vallende steen omlaag, spreidt op korten afstand van den bodem de vleugels uit en strijkt weder neer in de nabijheid van zijn nest.
Overal in iederen hoek, in de serre, waaruit de pianist verdwenen was, vormden zich verpoozende, schertsende groepjes, waarin de waaiers der meisjes, als een gefladder van vlinders, op en neêr wuifden.
En die kleine zwakke stumpertjes vielen de zwanen aan. Zij schreeuwden hun in de ooren, zij verborgen hun het uitzicht met hun uitgespreide vleugels, ze maakten ze duizelig met hun gefladder, ze brachten hen in de war door te roepen: "Schaam je, zwanen! Schaam je toch!"
Op eenmaal vlogen zij naar Johannes' dakvenstertje toe en streken met veel gefladder en wiekgeklepper op de dakgoot neer, waar zij bedrijvig kirrend heen en weer bleven trippelen. Een van hen had een rood veertje in zijnen vleugel. Hij pluisde en trok er zoolang aan, totdat hij het in den bek hield, toen vloog hij op Johannes toe en gaf het hem.
Met Etienne geleidde hij daarop de figuren van den cotillon en tusschen het gefladder der vlaggetjes, het quasi intrigeeren der maskers, onder het gewissel van ridderorden en bouquetjes, en het banale spel van het spiegeltje, dat Ange coquet, bij iederen cavalier, die er inzag, omdraaide en weder omdraaide zeker hopende, dat hijzelve zou komen! verzon hij spiksplinternieuwe figuren.
Zij schitterden en wemelden in zacht-suizend gefladder en gekweel, maar 't was slecht een illuzie: zij vielen ritselend in risten op het wit-glanzende grasveld neer en vloeiden er weg als groote, stille droefheidstranen; en weer stonden de boomen zwart en naakt als dorre heesters, en weer omheinde de schrale heg met haar doorzichtbaar doorngeraamte 't kleine erfje, en weer lagen de akkers kleintjes afgemeten er omheen, in de langzaam uitdoovende schitterpracht van al dat vreemd en broos-fantastisch leven, dat er eindelijk nat en triestig, onder een aanhoudend dof geruisch als van stille zuchtjes en snikjes, te smelten en te sterven lag.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek