Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 30 september 2025
Mijn vader bedankte hem, omdat hij hem door zijn' mantel beveiligd had; mijne moeder, omdat hij daardoor mijn' vader had helpen ontvluchten; mamsel Westphalen dook driemaal onder en zeide, dat zij 't nooit zou vergeten, wat hij voor haar gedaan had; en de molenaar Voss zeide, dat zij eigenlijk alleen slechts door mijnheer Herse vrijgekomen waren; en toen de oude Witt dat ook bevestigde, beloofde vrouw Strüwing hem in haar hart, hem een grooten koek te zullen bakken.
"Dat is eene andere zaak," zegt de oude heer. "Adjuus, vrind Voss! Ik zal 't niet vergeten."
"Molenaar Voss," zegt de jonge man, terwijl hij hem de hand geeft en opstaat: "laat ik u niet hinderen in uwe bezigheden; mijne zaak heeft tijd, en hoewel ik ook om een bijzondere aangelegenheid gekomen ben, zoo heeft die toch geen haast, en de hoofdzaak is, dat ik mijne familie eens woû komen opzoeken." "Familie?" vraagt de molenaar, en ziet hem twijfelend aan.
"Zóó?" zegt de molenaar, "en ge hebt toch voor de menschen gepocht, dat ge mij van 't Borchertsche goed af zoudt gooien?" "Wat voor menschen?" vraagt Hendrik Voss. "De menschen praten. Wat kan ik 't helpen? Mijn vader heeft den strijd begonnen en meende ook dat hij gelijk had, en mijn voogd heeft verder gevochten en ik heb toegekeken.
Mijnheer de baljuw, gij vergunt mij wel, dat ik niet buig voor zoo'n bengel, en neem 't mij niet kwalijk, als ik onbescheiden ben." "Molenaar Voss," zegt de oude heer, "wees bedaard, molenaar Voss! Het proces komt immers ook eens ten einde! want het is in vollen gang." "In gang, mijnheer de baljuw?
"Mijnheer de raadsheer," zegt Voss, "'t is mij alles egaal of het een fanaal, of een kanaal, of eene andere aal is; maar, wie mijn' watermolen in brand steekt, die zal er niet gemakkelijk afkomen." "Windmolens, windmolens, meen ik, molenaar Voss: wie praat toch van watermolens? Watermolens liggen in den grond en branden niet.
"Mijn getuige wacht ons reeds buiten," zeide Klein: "derangeert u niet, mijne Heeren!" vervolgde hij tot de overige officieren, waarvan sommigen insgelijks onwillekeurig waren opgestaan. "Vaarwel! B.!" mij met een hoofdknik groetende, "ik ben terstond weder hier." Met deze woorden vertrok hij, terwijl Voss en diens getuige hem onmiddellijk volgden.
"Ja, dat zegt ge wèl, mijnheer de baljuw! Mijne vrouw zegt anders niet veel, maar toen ze dit zag, sloeg zij hare handen samen en sprak geen woord." "Gestolen is 't alles, Voss. Hier, op het zilverwerk is het Urtzensche wapen; dat ken ik. De lepels heeft die gauwdief zeker hier in de buurt gestolen. Maar daardoor wordt jou zaak niet beter." De oude molenaar stond daar als geheel verpletterd.
"Molenaar Voss," zegt de zoon van den schout Besserdich uit Gulzow, "breng uwe paarden uit den weg! Wie maar eenigszins bij de hand is, maakt zich den mooien regen ten nutte, want de Fransozen hebben gezorgd, dat ze onder dak kwamen." De oude molenaar gaat echter bedaard verder en brengt den mantelzak op het slot.
Middelerwijl was het donker geworden en Frits Sahlmann komt de provisiekamer in, en zegt: "Nu, 't is eene mooie historie; mijnheer de baljuw loopt blootshoofds in 't stikdonker door den tuin, en redeneert in zich zelven; Frederik, van den molenaar Voss, staat nu al een uur lang voor de poort en schelt op de vervloekte patriotten en op den gauwdief Dumouriez, en de molenaar duwt den Fransoos zijne vuist tegen den mond, en vraagt waar zijne vier paarden en zijne zes ossen gebleven zijn, die de Fransozen hem afgenomen hebben, en de Fransoos zit daar en verroert of beweegt zich niet en zijne oogen rollen door zijn hoofd."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek