United States or Tanzania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hoe het den volgenden morgen met den molenaar was; en waarom Frederik aan de molenaarsvrouw als de slang van het Paradijs voorkwam en waarom Fieken van meening is, dat de zoon van Jochem Voss door den hemel wordt gezonden. Den volgenden morgen was 't den molenaar Voss alsof hij een half dozijn musschen in zijn hoofd had, die daar naar bromvliegen hapten.

'k wou ook niet alléén meêgaan; mijn neef Hendrik, die de zoon is van Jochem Voss, wou met mij gaan, en wij dachten, als gij ons een schrijven, zooveel als een brief van vrijgeleide, meê zoudt willen geven, dan kon ons niets kwaads overkomen." "Een brief van vrijgeleide?" vroeg de oude heer, en schudde nog erger met het hoofd.

De vrouw van den baljuw ging in het raadhuis, doch zij zou niet ver komen, want op de gang werd zij door mamsel Westphalen en de beide dienstmeiden aangehouden; en eer zij het zelve wist, stond zij midden in het kluwen van de moordenaars en doodslagers, bij den bakker Witt, en Droi, en den molenaar Voss; en ieder vertelde haar zijne zaak, en om dit kluwen wonden zich nu nog de vrouw en de kinderen van mijnheer Droi, met beden en tranen, en juffrouw Stahl hield mamsel Westphalen van achteren aan haar japon vast, en stelde zich aan, alsof die goede ziel in 't water wou springen, en zij haar voor zelfmoord moest bewaren.

Gewis gevoelden zij het billijke der zonderlinge weerwraak, door den Rus genomen, en daar zij bijna zeker konden nagaan wat daarvan het gevolg zoude zijn, begrepen zij waarschijnlijk, dat het hun niet paste tusschenbeide te komen, maar dat zij het aan Voss moesten overlaten, zich de noodige voldoening te verschaffen.

Waartoe handelt de oude Hijmann en de oude Lijp en de andere joden in rood en geel lint? Groen? Waartoe heeft de stad Stemhagen dan de denneboompjes in het stadsbosch doen zetten?" "'t Is waar," sprak de oude Witt, want de maat was nu geheel en al vol. "Wat zegt gij, molenaar Voss?" vroeg de raadsheer.

Toen mijnheer de baljuw aankwam, stond de molenaar Voss met eene zwarte manchestersche muts op het hoofd voor de deur, en zijne vrouw stond bij hem in een zwart kalaminken rok, en hij boog, en zij neeg, en de baljuw vroeg: "Wel, vriend Voss, hoe gaat het?" "Opperbest;" zeide de oude molenaar, terwijl hij de treê neêrsloeg.

Die oude baljuw, die oude lompe kerel, laat die een mensch aan het woord komen? Molenaar Voss, wij gaan verder, wij gaan ter tweeder instantie." "Mijnheer Herse," zeide de oude molenaar, geheel verslagen; "ik ga niet verder, ik ben ver genoeg, ik ben al tot den grond gegaan."

Nu ging men aan 't pakken; het was spoedig in orde, en toen alles op den wagen lag, kwam vrouw Strüwing nog met een groote mand vol boterbroodjes en metworst aandragen. Fieken zat al op den wagen; de baljuw had den brief gereed, en toen hij dien aan Fieken gegeven had, riep hij Hendrik ter zijde en zeide: "Gij zijt dus de zoon van Jochem Voss, die zoo lang met den molenaar in proces geweest is?"

En de molenaar Voss ziet mijn vader aan en hij ziet den baljuw aan, en hij denkt er het zijne van, zooals de kalkoensche haan zei, en bij zich zelven zegt hij: op zoo'n gerechtsdag ben ik nog nooit geweest; maar hij schikt zich gemakkelijk in de zaak. Mijn vader gaat nu dichter naar mijnheer den baljuw toe en zegt: "Mijnheer de baljuw, dit is onze man; die zal hem wel klaar krijgen; ik ken hem."

Doch na eene poos zegt mijn vader: "Mijnheer de baljuw, de kerel wordt ons de baas, 't zou een zegen van den hemel wezen, als wij op 't oogenblik iemand hadden met eene goede maag en een sterk hoofd." En terwijl hij dit zegt, wordt er aan de deur geklopt. "Binnen!" "Goeden dag samen!" zegt de oude molenaar Voss uit Gielow en komt de kamer in. "Goeden dag, mijnheer de baljuw!"