Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 30 juni 2025
Maar de oude molenaar was heden niet lichtgeloovig gestemd en hij zeide kortaf: "Ja, als 't maar waar was, mijnheer Herse." "Als ik het zeg, vriend Voss," hernam de raadsheer en haalde een pak papieren uit zijn rijtuig en ging toen met den molenaar in de kamer, "dan moet gij 't gelooven, want ik ben van daag hier als notarius publicus."
Eerst des avonds, na zijn vertrek, vernam ik, 't geen ik trouwens wel vermoedde, dat de Pruis, en wel op het eerste schot, levenloos gevallen was. Toen zijne makkers zich over het gebeurde bij den Veldoverste beklaagden, haalde deze de schouders op, zeide, dat Voss zijn verdiende loon ontvangen had en dat hij hoopte, dat het voorval ook hun tot les zoude verstrekken.
En toen ik wegreed, riep hij mij na: als mij, met het meel, een wonderlijk ding mocht overkomen, dan moest ik maar naar den raadsheer Herse gaan, die zou mij de zaak wel uitleggen, als hij 't goedvond. "Wel, dat 's toch gek," zeide vrouw Strüwing. Toen kwam Hendrik Voss binnen; hij zag er zeer stil en afgetrokken uit.
"Ja, mijnheer de baljuw," zegt hij, terwijl hij zijne oogen afwischt, "nog zoo'n klein deerntje." "Ja," antwoordt de oude heer, "vrind Voss, ik heb het niet erg op de meisjes; meisjes zijn mij te teemachtig." "Dat zijn ze, mijnheer! ze zijn teemachtig!" "En in zulke omstandigheden kunnen zij je niets helpen, molenaar!" "Wat zal er dan van mijne zaak worden?"
En, mijnheer Herse, gij zult wel inzien dat dit geheim gehouden moet worden, want anders kon de baljuw daardoor in verdenking komen." Nu was mijn oom Herse weder recht in zijn element. "Gij meent immers Fieken?" vroeg hij schielijk. "Fieken, de dochter van den molenaar Voss, die daar staat?"
En, mijnheer de baljuw! ik heb toch eene rechtvaardige zaak voor, en hoe ik aan een prinses gekomen ben, dat weet ik op 't oogenblik nog niet, want de oude vrouw Borchert, toen zij nog leefde, was de tante van de dochter van de zuster van mijne moeder, en Jochem Voss, die mijn neef was..." "Ik weet het geval," sprak mijnheer de baljuw, "en, als ik je een raad mag geven, tracht dan tot eene schikking te komen."
"Vriend Witt! in stedelijke aangelegenheden is hij recht t'huis, dat zal ik niet tegenspreken; maar, in oorlogszaken, wat het militaire betreft, daar heeft hij zich nooit meê bemoeid, daar weet hij even zooveel van als.... als...." "Als gij en ik, mijnheer Herse," zeide de oude molenaar Voss, zonder daar verder iets bij te denken.
Nauwelijks had Klein mij de hand gedrukt en plaats genomen, of de ritmeester Voss zag den Oberkelner aan en wierp toen, schoon bijna onmerkbaar, een zijdelingschen blik op den nieuw aangekomen gast. Die wenk, hoe snel ook gegeven, was echter bemerkt en begrepen geworden, zoowel door hem, tot wien hij gericht was, als door hem, die er het slachtoffer van wezen moest.
De oude molenaar Voss vroeg dat in stilte zich zelven ook af, en toen hij begreep, dat het over 't proces was, zeide hij tot Witt: "Zoo! met het princes heb ik het nu in orde; nu blijft de jood mij nog maar over; en dien zal 'k van avond in de punch soppen." "Daar brengt ge mij op een denkbeeld, Voss," zegt de bakker. Hij ging de deur uit en kwam na eene poos terug.
Mijnheer de baljuw kreeg zijne lieve vrouw in den hoop te zien, en maakte haar ook vrij, en terwijl hij haar den overste voorstelde en haar mededeelde wat er gebeurd was, kommandeerde de adjudant: "Marsch!" En de molenaar Voss, de bakker Witt en mijnheer Droi zouden naar buiten gebracht worden.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek